Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Bergen op Zoom), 31 juli 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:5717
Feiten
Werkneemster is op 1 september 2016 in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) werkgeefster als pedagogisch medewerkster. Het overeengekomen loon bedraagt € 2.701,11 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag en 4% eindejaarsuitkering. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Kinderopvang van toepassing. Werkgeefster heeft de arbeidsovereenkomst met toestemming van het UWV opgezegd per 1 februari 2025 wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Er is een transitievergoeding betaald. Werkneemster verzoekt de kantonrechter om een billijke vergoeding toe te kennen van € 218.500 bruto en werkgever te veroordelen tot betaling van het loon over de periode van 14 maart tot en met 31 mei 2023, als ook een proceskostenveroordeling van € 15.000 ex btw. Werkneemster stelt dat werkgeefster ernstig verwijtbaar heeft gehandeld omdat zij arbeidsongeschikt is geraakt door de manier waarop werkgeefster heeft besloten haar over te plaatsen naar een andere locatie in samenhang met de wijze waarop de beslissing vervolgens aan haar is gecommuniceerd. Daarnaast heeft werkgeefster haar re-integratieverplichtingen ernstig veronachtzaamd, onder meer door in strijd met het advies van de bedrijfsarts aan te dringen op een gesprek. Werkgeefster betwist dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen en stelt dat zij aan haar re-integratieverplichtingen heeft voldaan.
Oordeel
De kantonrechter komt op basis van de stukken in het dossier en de verklaringen van partijen op de zitting tot de conclusie dat werkgeefster zowel voorafgaand aan de ziekmelding van werkneemster als daarna ernstig verwijtbaar heeft gehandeld ten opzichte van haar. Het ernstig verwijtbaar handelen ten aanzien van de beslissing om werkneemster over te plaatsen ziet op de wijze waarop deze beslissing is genomen en de manier waarop werkgeefster deze beslissing aan haar heeft medegedeeld. De aanleiding voor de overplaatsing is gelegen in het feit dat meerdere teamleden een onveilig gevoel ervoeren, waarop werkgeefster teamcoaching heeft ingezet. Werkneemster wordt aangewezen als een van de veroorzakers van de onrust en het gevoel van onveiligheid binnen het team. Werkgeefster gaat niet met werkneemster in gesprek maar heeft ervoor gekozen om direct, zonder mogelijkheid tot het bespreken van alternatieven, de beslissing mee te delen dat zij zal worden overgeplaatst, welke overplaatsing een grote impact had op werkneemster. Daarnaast is de manier waarop de overplaatsing aan werkneemster is gecommuniceerd, in strijd met het protocol van werkgeefster voor ongewenste omgangsvormen en hoe daarmee om te gaan. Ook overweegt de kantonrechter dat, hoewel werkgeefster verklaart dat zij de overplaatsing niet als een disciplinaire maatregel heeft bedoeld, zij zich onder deze omstandigheden kan voorstellen dat werkneemster deze beslissing wel als zodanig heeft ervaren. De kantonrechter kent een billijke vergoeding van € 75.000 bruto toe. Daarbij is onder meer afgewogen dat er geen aanleiding was om te denken dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen al op korte termijn tot een einde zou zijn gekomen. Ook wordt werkgeefster veroordeeld tot betaling van achterstallig loon over de periode van 14 maart tot en met 31 mei 2025 en betaling van € 1.953 aan proceskosten.