Rechtspraak
Feiten
Werknemer is op 11 maart 2011 bij werkgever in dienst getreden als productiemedewerker, aanvankelijk op basis van een uitzendovereenkomst en later voor onbepaalde tijd. Op 8 mei 2025 is er een geschil op de werkvloer ontstaan tussen werknemer en een collega enerzijds en de leidinggevende anderzijds. Werknemer heeft daarvoor een officiële waarschuwing voor werkweigering ontvangen. Werknemer meldt zich vervolgens ziek, waarna direct een telefonisch consult met bedrijfsarts 1 heeft plaatsgevonden, die oordeelt dat werknemer volledig arbeidsongeschikt is en adviseert om twee weken de tijd te nemen om te herstellen waarna gesprekken opgestart moeten worden over de werkgerelateerde problemen. Vervolgens vindt er een fysiek consult plaats met bedrijfsarts 2. Deze bedrijfsarts oordeelt dat niet zozeer sprake is van ziekte of gebrek maar van stressgerelateerde klachten en dat een korte interventieperiode nodig is. Hij adviseert werkgever om werknemer uit te nodigen voor een gesprek, eventueel onder leiding van een mediator of iemand van HR. Werknemer wordt uitgenodigd voor een gesprek waarop hij te kennen geeft dat hij niet in staat is om te komen en dat hij ook juridisch advies wil inwinnen. Een nieuwe uitnodiging volgt met als waarschuwing dat bij niet verschijnen een loonopschorting volgt. Werknemer verschijnt niet en laat weten dat een gesprek moet plaatsvinden onder leiding van een mediator. Werkgever bevestigt de opschorting van de loondoorbetaling en nodigt werknemer nogmaals uit onder de waarschuwing dat een loonstop volgt bij niet verschijnen. De loonstop volgt. Uiteindelijk volgt op 19 augustus 2025 het eerste mediationgesprek. Vanaf die datum betaalt werkgever het loon weer. Werknemer vordert betaling van het salaris te vermeerderen met de vakantiebijslag en alle emolumenten vanaf 16 mei 2025 totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt.
Oordeel
Spoedeisendheid en deskundigenverklaring
De kantonrechter oordeelt dat de vordering een spoedeisend karakter heeft en voorts dat in deze procedure de arbeidsongeschiktheid niet ter discussie staat. Het overleggen van een deskundigenverklaring als bedoeld in artikel 7:629a lid 1 BW acht de kantonrechter daarom niet nodig. De verplichting tot het overleggen van een deskundigenverklaring (op straffe van niet-ontvankelijkheid) geldt niet in kort geding (HR 14 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1673).
Loonopschorting en loonstop
De kantonrechter is van oordeel dat de loonopschorting onterecht is opgelegd omdat er bij de uitnodigingen min of meer sprake was van een dictaat van werkgever, waarbij aan de positie van werknemer volledig voorbij is gegaan. Ook ten aanzien van de loonstop is de kantonrechter van oordeel dat het handelen van werkgever kwalificeert als het ongeoorloofd uitoefenen van druk, zeker tegen de achtergrond van de adviezen van beide bedrijfsartsen om tot een oplossing te komen, waarbij is aangegeven om daarvoor enige tijd te nemen. Daarmee heeft werkgever het re-integratieproces gefrustreerd. Dit betekent niet dat werknemer niet hoeft mee te werken aan redelijke re-integratie-inspanningen. Als hij dat weigert, dan komt er een moment waarop loonopschorting of een loonstop wel terecht is. Of daar al sprake van is (geweest) kan de kantonrechter echter binnen het kader van dit kort geding niet beoordelen. Werkgever wordt veroordeeld het loon vanaf 16 mei 2025 tot 19 augustus 2025 te betalen.