Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 5 augustus 2025
ECLI:NL:RBAMS:2025:5792
Feiten
Werknemer is per 4 oktober 2024 in dienst getreden bij Adalat Distelplein B.V. (hierna: Adalat) in de functie van manager prothetiek. In de arbeidsovereenkomst is bepaald dat zowel de werkgever als de werknemer gerechtigd is de arbeidsovereenkomst tussentijds op te zeggen, maar uitsluitend schriftelijk tegen het begin van een nieuwe kalendermaand en met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden voor de werknemer en vier maanden voor de werkgever. Ook is bepaald dat werkgever een wettelijke c.q. gefixeerde schadevergoeding in rekening zal brengen indien werknemer de overeengekomen opzegtermijn niet in acht neemt. Werknemer heeft de arbeidsovereenkomst op 29 april 2025 per 1 mei 2025 opgezegd. Hij vordert veroordeling van Adalat tot betaling van het reseterende loon over de maand mei 2025.
Oordeel
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de vorderingen die zien op betaling van het loon en daarmee samenhangende vorderingen. Vast staat dat werknemer de op grond van de arbeidsovereenkomst geldende opzegtermijn van twee maanden niet in acht heeft genomen. Werknemer is deze opzegtermijn zelf met Adalat overeengekomen, zodat – anders dan hij stelt – niet voorshands kan worden geoordeeld dat Adalat als goed werkgever hem daar bij de opzegging nog eens op had moeten wijzen. Dit betekent dat aannemelijk is dat Adalat aanspraak heeft op de wettelijke c.q. gefixeerde schadevergoeding. Op grond van artikel 7:677 lid 4 BW is deze vergoeding gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben indien deze van rechtswege zou zijn geëindigd. Adalat heeft verder toegelicht dat werknemer zich op 30 mei 2025 ziek heeft gemeld, zodat over de laatste twee dagen van mei 2025 geen salaris is uitbetaald. Werknemer heeft dit niet betwist. Ook heeft Adalat onbetwist gesteld dat werknemer te veel vakantiedagen heeft opgenomen die Adalat heeft ingehouden op het salaris over de maand mei 2025. Rekening houdend met de beslagvrije voet voor werknemer heeft Adalat een bedrag van € 1.539,96 van het nettoloon over die maand van € 3.611,20 niet uitbetaald aan werknemer. Het restantbedrag van € 2.071,24 is inmiddels uitbetaald. Het voorgaande betekent dat de kantonrechter het aannemelijk acht dat, na verrekening van de gefixeerde schadevergoeding, de ziektedagen en de te veel opgenomen vakantiedagen, het salaris over de maand mei 2025 reeds is voldaan. De wettelijke verhoging wordt gematigd tot 25%. De vordering van werknemer tot veroordeling van Adalat tot het verstrekken van een positief getuigschrift wordt toegewezen, op laste van een dwangsom. De proceskosten worden gecompenseerd.