Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Evidensia Dierenklinieken B.V.
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Zaanstad), 10 juli 2025
ECLI:NL:RBNHO:2025:7840
Schorsing concurrentiebeding. Dierenarts wordt door concurrentiebeding onbillijk benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van werkgever, mede gelet op tekort aan dierenartsen. Stap van werknemer naar mede-eigenaar dierenkliniek is aanmerkelijke positieverbetering.

Feiten

Werknemer is dierenarts, gespecialiseerd in de behandeling van bijzondere dieren, zoals vogels en reptielen. Per 12 juli 2019 is werknemer in dienst van (de rechtsvoorganger van) Evidensia Dierenklinieken B.V. (hierna: Evidensia) in de functie van dierenarts. Partijen zijn een concurrentie- en relatiebeding overeengekomen. Werknemer heeft op enig moment zijn baan bij Evidensia opgezegd. Het dienstverband is per 1 februari 2025 geëindigd. Op 26 februari 2025 heeft werknemer een eigen dierenkliniek opgericht samen met twee andere voormalig medewerkers van Evidensia. Werknemer vordert in kort geding schorsing van het concurrentiebeding, in die zin dat het hem vrijstaat per 7 juli 2025 bij zijn eigen dierenkliniek werkzaam te zijn als dierenarts en/of directeur.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Vast staat dat het concurrentiebeding rechtsgeldig is overeengekomen en dat werknemer het concurrentiebeding overtreedt als hij binnen twaalf maanden na 1 februari 2025 werkzaamheden als dierenarts verricht voor zijn eigen dierenkliniek. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft werknemer echter voldoende aannemelijk gemaakt dat hij een duidelijk en zwaarwegend belang heeft om zijn werkzaamheden als dierenarts voor zijn eigen kliniek vanaf juli 2025 te kunnen uitvoeren. Hij zal dan de stap van werknemer naar mede-eigenaar kunnen maken. Hij zal naast zijn werk als dierenarts ook directietaken gaan verrichten en het personeel aansturen. Dit is voor werknemer een aanmerkelijke positieverbetering, die hij niet bij Evidensia kon bereiken. Verder is de mogelijkheid om bij zijn eigen kliniek zijn kennis te ontwikkelen en de door hem gewenste scholing te volgen een zwaarwegend belang voor werknemer, evenals het recht op vrije keuze van arbeid. Evidensia heeft op haar beurt onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij een bijzonder belang heeft bij handhaving van het concurrentiebeding. Niet is gesteld of gebleken dat werknemer door zijn functie bij Evidensia beschikt over belangrijke informatie waarmee hij zijn eigen kliniek een concurrentievoordeel geeft of kan geven. Verder staat tussen partijen als onweersproken vast dat er een (landelijk) tekort aan dierenartsen is en dat er wachtlijsten zijn bij dierenartsen in de Zaanstreek. Gelet hierop acht de kantonrechter het aannemelijk dat er klanten van Evidensia zullen overstappen naar de kliniek van werknemer, maar dat is ongeacht of werknemer weer als dierenarts (of directeur van een kliniek) in Zaandam aan de slag gaat. Bovendien zullen er nog drie dierenartsen bij de kliniek werkzaam zijn. Zij hebben alle drie bij Evidensiaklinieken gewerkt. Voor twee van hen is de looptijd van het concurrentie- en relatiebeding verstreken en voor de andere loopt het concurrentie- en relatiebeding af per 1 september 2025. Het is, gelet op de vertrouwensband tussen een dierenarts en de klanten, niet ondenkbaar dat deze (twee) andere dierenartsen (mede) voor een verschuiving van het klantenbestand van Evidensia zullen zorgen. Dus sowieso, los van werknemer. Daarnaast heeft werknemer op de zitting onweersproken gesteld dat Evidensia diereneigenaren naar hem heeft verwezen toen hij na zijn dienstverband bij Evidensia bij een kliniek in Schoorl en Bergen werkte, omdat Evidensia hun dieren niet kon helpen. Dit is niet te rijmen met de door Evidensia gestelde vrees voor het verlies van klanten. De conclusie is dat werknemer door het overeengekomen concurrentiebeding onbillijk wordt benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van Evidensia. Schorsing van het concurrentiebeding volgt.