Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 29 juli 2025
ECLI:NL:GHARL:2025:4799
Feiten
Werknemer heeft van 2012 tot 1 oktober 2021 bij MEBA gewerkt. Vanaf 1 oktober 2021 werkt werknemer bij een concurrent van MEBA. Werknemer beschikt over een (niet voor akkoord ondertekend) document, met het opschrift “Betreft: Toekomstige aanvullende arbeidsvoorwaarden”, waarin afspraken staan over betaling van een dertiende maand. MEBA heeft in 2017, 2018 en 2019 aan haar werknemers een dertiende maand aan loon uitbetaald. Tijdens zijn vakantie heeft werknemer in een brief van 1 augustus 2021 met inachtneming van een opzegtermijn van een maand zijn arbeidsovereenkomst met MEBA opgezegd per 30 september 2021. Op 3 augustus 2021 heeft A schriftelijk de ontvangst van de opzegging bevestigd. Werknemer heeft zijn laptop teruggezet naar de fabrieksinstellingen en daarom een schone versie van het besturingsprogramma Windows geïnstalleerd. Op 10 september 2021 heeft werknemer de laptop en tablet van MEBA ingeleverd. Die dag heeft ook een gesprek tussen werknemer en MEBA plaatsgevonden, waarin MEBA werknemer een brief heeft voorgelegd, die werknemer niet heeft ondertekend. Daarin staat o.a. dat de vrijstelling van werk per direct wordt ingetrokken en dat overheen is gekomen dat werknemer zijn vrije dagen gaat opnemen tot en met 30 september 2021, in totaal vijftien verlofdagen. In oktober 2021 heeft MEBA de eindafrekening opgemaakt waarin 264 openstaande vakantie-uren zijn meegenomen (na de inhouding van de hiervoor bedoelde vijftien verlofdagen). Die 264 uren zijn werknemer uitbetaald. Werknemer verzoekt om aan hem te betalen een vergoeding voor vrije dagen en een dertiende maand. MEBA heeft in reconventie gevorderd om werknemer te veroordelen tot nakoming van het concurrentiebeding en een verklaring voor recht dat werknemer aansprakelijk is voor de door MEBA geleden schade wegens het handelen in strijd met artikel 7:611 BW en/of overtreding van het beding om bedrijfseigendommen te verstrekken en/of overtreding van het concurrentiebeding. De kantonrechter heeft de vorderingen van werknemer voor een belangrijk deel toegewezen en de vorderingen van MEBA afgewezen. MEBA is in hoger beroep gekomen.
Oordeel
In de brief waarin hij zijn arbeidsovereenkomst beëindigt, attendeert werknemer MEBA er alleen op dat hij onbenutte vakantiedagen heeft die hij wil opnemen. Werknemer doet in zijn brief geen concreet voorstel en dus gaat het beroep op artikel 7:638 lid 2 BW niet op. MEBA heeft werknemer na zijn opzegging nimmer de keuze gelaten om nog te werken. MEBA heeft werknemer op 3 augustus 2021 op non-actief gesteld. Werknemer was toen op vakantie. Hieruit blijkt dat niet alleen werknemer zoals hij stelt, maar ook MEBA ervan uitging dat werknemer na zijn vakantie nog terug zou komen om bij en voor MEBA te werken. MEBA wilde dat kennelijk niet. Het hof stelt vast dat MEBA hoe dan ook niet wilde dat werknemer na (formele) opheffing van de op non-actiefstelling feitelijk nog terug zou komen. Werknemer heeft op de dag waarop de op non-actiefstelling werd opgeheven (10 september 2021) immers alle bedrijfsmiddelen moeten teruggeven, waarbij de ontzegging van toegang feitelijk werd gehandhaafd omdat werknemer niet geacht werd zijn werk voor MEBA in de laatste periode van het dienstverband te hervatten. Het hof komt tot de conclusie dat MEBA feitelijk de op non-actiefstelling van werknemer voort heeft willen zetten, zonder de resterende vakantiedagen van werknemer uit te willen betalen. Dat is in strijd met artikel 7:641 lid 1 BW waarin is bepaald dat een werknemer recht heeft op uitbetaling van nog niet genoten, maar wel opgebouwde vakantiedagen. Verder is het hof van oordeel dat niet is gebleken dat werknemer met het inleveren van een ‘lege’ laptop, MEBA opzettelijk schade heeft willen toebrengen. Werknemer heeft verklaard dat hij ervan uitging dat alle bestanden op zijn laptop ook in de ‘cloud’ van MEBA waren opgeslagen. Dat hij de bestanden opzettelijk heeft verwijderd, betekent niet dat hij dat heeft gedaan met de bedoeling om MEBA schade toe te brengen en evenmin dat hij zich ervan bewust was dat belangrijke informatie voor MEBA verloren kon gaan toen hij de laptop (met daarop ook privébestanden) leeghaalde omdat hij ervan uit ging dat daarop geen informatie stond waarover MEBA niet anderszins beschikte. Aan de voorwaarden van artikel 7:661 BW is niet voldaan. MEBA wordt voor wat betreft de vordering tot betaling van de dertiende maand toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen de voorshands voor juist aangenomen stelling dat partijen als arbeidsvoorwaarde zijn overeengekomen dat werknemer over ieder gewerkt (deel van een) jaar recht heeft op betaling van een dertiende maand, ongeacht de bedrijfsresultaten van MEBA.