Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 22 juli 2025
ECLI:NL:RBMNE:2025:3761
Werkgever erkent gevorderde bedragen aan werknemer verschuldigd te zijn. Veroordeling werkgever tot betaling van ruim € 9.000 bruto aan achterstallig loon en ruim € 2.000 bruto ten aanzien van achterstallige vakantiebijslag, alsmede doorbetaling van loon tot einde arbeidsovereenkomst.

Feiten

Werknemer is in dienst van werkgever (een eenmanszaak) in de functie van kok, in de keuken van de kantine van een sporthal. De huurovereenkomst die werkgever heeft gesloten voor die kantine is geëindigd vanwege een forse huurachterstand. Werkgever heeft voor werknemer een ontslagvergunning aangevraagd bij het UWV. Werknemer vordert in kort geding veroordeling van werkgever tot betaling van achterstallig salaris en vakantiebijslag.

Oordeel

De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. De arbeidsovereenkomst is nog niet geëindigd, maar dit zal naar verwachting op korte termijn wel gebeuren met de door het UWV te verlenen ontslagvergunning. Dat die vergunning verleend zal worden ligt voor de hand, omdat bij de mondelinge behandeling is onderbouwd dat werkgever geen activiteiten meer ontplooit en kan ontplooien waarvoor werknemer zou kunnen worden ingezet. Met het eindigen van de huurovereenkomst voor de kantine kunnen daar geen cateringwerkzaamheden meer worden verricht en alle bedrijfsactiviteiten waarvoor werknemer kon worden ingezet zijn weggevallen. Vooralsnog moet voor de beoordeling echter worden uitgegaan van een bestaand dienstverband en worden de vorderingen in dat kader bekeken. Werkgever heeft erkend dat hij de gevorderde bedragen aan werknemer verschuldigd is, met uitzondering van € 413,13 netto aan achterstallig loon voor de maand februari 2025 en minus € 500 aan achterstallig loon voor de maanden maart t/m juni 2025. Volgens werkgever heeft hij die bedragen namelijk al aan werknemer betaald. Werknemer heeft dit op de zitting bevestigd. Gelet op het voorgaande, wordt de vordering van € 413,13 netto aan achterstallig loon over de maand februari 2025 afgewezen en wordt op de loonvordering voor de maanden maart t/m juni 2025 een bedrag van € 500 netto in mindering gebracht. De overige vorderingen worden toegewezen. Werkgever wordt veroordeeld tot betaling van € 9.856,36 bruto, minus € 500 netto, aan achterstallig loon en € 2377,43 bruto ten aanzien van achterstallig vakantiebijslag. Ook wordt werkgever veroordeeld tot doorbetaling van loon zolang werknemer (nog) in dienst is.