Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Bergen op Zoom), 24 juli 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:4796
Feiten
Werkneemster is sinds 1 april 2018 in dienst van werkgever in de functie van schoonmaakster voor vijf uur per week. Werkneemster is sinds 13 juni 2024 arbeidsongeschikt. Zij vordert veroordeling van werkgever tot betaling van het achterstallige loon over de maanden februari, maart en april 2025. Ook vordert werkneemster werkgever te veroordelen tot tijdige betaling van het toekomstige loon. Werkgever heeft namelijk eerder loon niet tijdig uitbetaald en loonspecificaties niet (tijdig) overgelegd.
Oordeel
Werkgever voert aan de ene kant aan dat hij het loon niet heeft uitbetaald, omdat werknemer niet meewerkt aan re-integratie en aan de andere kant voert werkgever aan dat werkneemster haar loon op het kantoor in contanten kan ophalen. Wat werkgever heeft aangevoerd klopt niet. Indien werkgever van mening is dat werkneemster niet aan de re-integratie meewerkt, zal hij eerst een bedrijfsarts moeten inschakelen. De bedrijfsarts dient namelijk vast te stellen of werkneemster weer werkzaamheden kan verrichten in het kader van re-integratie. Zolang dat niet door de bedrijfsarts is vastgesteld mag werkgever het loon niet zomaar stopzetten. De kantonrechter begrijpt ook niet waarom werkgever het nodig vindt dat werkneemster het loon contant op kantoor moet komen ophalen. Werkgever heeft hiervoor geen goede reden gegeven. In de arbeidsovereenkomst en in de cao is opgenomen dat het loon wordt betaald door overmaking op de bankrekening van de werknemer. Werkgever dient zich hieraan te houden, tenzij werkneemster uitdrukkelijk instemt met het ophalen van contant loon, wat niet het geval is.
De conclusie is dat werkgever het loon over de periode februari, maart en april 2025 moet betalen en dat de vordering wordt toegewezen (waaronder de vordering tot betaling van het toekomstige maandelijkse loon). Volgens de cao heeft werkneemster gedurende de eerste zes maanden bij arbeidsongeschiktheid recht op 100% loon. Daarna heeft zij recht op 90% van het loon. De kantonrechter zal hiermee in de beslissing rekening houden en een bedrag van € 963,20 bruto wegens achterstallig loon over de periode februari, maart en april 2025 toewijzen.