Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Almere), 18 juli 2025
ECLI:NL:RBMNE:2025:3624
Docente is langdurig arbeidsongeschikt en vordert billijke vergoeding nu werkgeefster onvoldoende heeft gedaan om haar te beschermen tegen misdragingen van leerlingen.

Feiten

Werkneemster is van 25 februari 2019 tot 1 april 2025 werkzaam geweest bij werkgeefster als docente LB. In de periode van 20 oktober 2020 tot 31 januari 2022 is werkneemster (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt geweest. Vanaf september 2021 is werkneemster haar werkzaamheden deels gaan hervatten. Op 13 april 2022 is zij tijdens het lesgeven aan een derde klas geschoffeerd door een leerling die haar toewenste dat zij dood zou gaan aan haar kanker. Diezelfde dag heeft werkneemster zich ziek gemeld en is zij opgenomen in het ziekenhuis met een hartinfarct. Werkneemster heeft na 13 april 2022 haar werkzaamheden niet meer kunnen hervatten. Op 28 januari 2025 heeft werkneemster, na toestemming van het UWV, de arbeidsovereenkomst opgezegd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid per 1 april 2025. Werkneemster vraagt om aan haar een billijke vergoeding toe te kennen omdat de arbeidsongeschiktheid zou zijn ontstaan doordat werkgeefster niet adequaat heeft ingegrepen in de werkomstandigheden van werkneemster. Meer specifiek meent zij dat onvoldoende is gedaan om haar te beschermen tegen misdragingen van leerlingen. Werkneemster voert aan dat zij al herhaaldelijk had aangegeven aan werkgeefster dat de situatie in de klas (waar zich het incident op 13 april 2022 heeft voorgedaan) onhoudbaar was, onder meer door het gedrag van een aantal specifieke leerlingen, onder wie de leerling die de bewuste opmerking heeft gemaakt. Werkgeefster wijst erop dat zij wel maatregelen heeft genomen door een interne coach aan te stellen om de docenten te begeleiden bij het lesgeven aan deze klas. Dat erkent werkneemster, maar zij zegt dat werkgeefster te lang heeft gewacht met ingrijpen omdat zij pas begin april 2022 actie heeft ondernomen.

Oordeel

Voor het toekennen van een billijke vergoeding is geen oorzakelijk verband nodig tussen de arbeidsongeschiktheid en ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De vergoeding kan worden toegekend als de opzegging wegens langdurige arbeidsongeschiktheid het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De kantonrechter stelt vast dat werkneemster vanaf september 2021 via meerdere mails problemen met het gedrag van leerlingen in de klas heeft gemeld. Werkgeefster heeft hierop gereageerd en ook andere docenten ondervonden problemen met deze klas. Begin maart 2022 zijn afspraken gemaakt met een interne coach om docenten te ondersteunen. De kantonrechter vindt niet dat werkgeefster verplicht was leerlingen de toegang tot de les te weigeren. Dit is een uiterste maatregel waartoe geen aanleiding bleek uit de mails van werkneemster. Werkneemster heeft ook niet concreet aangegeven welke andere maatregelen werkgeefster had moeten nemen om haar te beschermen tegen de bedreigende uitlating van de leerling. Hoewel werkneemster stelt dat werkgeefster hulp heeft geweigerd, wijst de kantonrechter dit af. Er is geen verband tussen de afwezigheid van de mentor bij de les op 14 maart 2022 en het incident op 13 april 2022.

De arbeidsdeskundige rapporteerde in januari 2022 dat werkneemster stress had door de klas, maar stelde dat de inzet van een interne coach passend was. Werkgeefster heeft dit aanbod gedaan en ook een coach voor de docenten geregeld. Werkneemster stelde dat werkgeefster al bij de start van het schooljaar wist van de moeilijke klas, maar zij heeft dit niet als reden gegeven waarom zij niet aan deze klas had mogen worden toegewezen, ondanks haar kwetsbare situatie. Hoewel het gedrag van de leerling op 13 april 2022 ernstig en grievend was, ziet de kantonrechter niet hoe werkgeefster dit had kunnen voorkomen. Er is geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen dat heeft geleid tot de arbeidsongeschiktheid en het ontslag. De kantonrechter vindt wel dat werkgeefster bij het aanbieden van een vaststellingsovereenkomst zonder transitievergoeding niet zorgvuldig heeft gehandeld, zeker gezien de omstandigheden van werkneemster. Ook de toon in het verweerschrift, waarin werkneemster werd bekritiseerd, was onnodig hard en toonde weinig empathie. Dit is echter geen grond om een billijke vergoeding toe te kennen. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.