Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster c.s.
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Almere), 8 juli 2025
ECLI:NL:RBMNE:2025:3304
Ontbindingsverzoek werkneemster. Werkgeefster heeft werkneemster niet laten re-integreren. Transitievergoeding en billijke vergoeding toegewezen.

Feiten

Werkneemster is sinds 10 oktober 2018 in dienst bij werkgeefster als groepsleidster. Sinds 2 september 2024 is zij arbeidsongeschikt. Ondanks herhaalde verzoeken van werkneemster en haar gemachtigde om de arbodienst in te schakelen, heeft werkgeefster hier geen gehoor aan gegeven. Zij komt haar re-integratieverplichtingen niet na en heeft in plaats daarvan aangedrongen op ontslag en terugbetaling van opleidings- en andere kosten. Werkneemster stelt dat werkgeefster ernstig verwijtbaar handelt en haar herstel belemmert. Daarnaast betaalt werkgeefster het salaris niet of te laat en worden cao-verhogingen niet toegepast. Werkneemster, die een Wajong-uitkering ontvangt, is een kwetsbaar persoon. Haar jobcoach heeft intensieve ondersteuning moeten bieden om verergering van klachten en verslechtering van haar arbeidskansen te voorkomen. Werkneemster verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst, toekenning van een transitievergoeding vermeerderd met wettelijke rente, een billijke vergoeding van € 36.309,80 bruto, € 10.000 aan smartengeld, toepassing van de cao met terugwerkende kracht, betaling van achterstallig salaris inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering, en vergoeding van € 7.341,01 bruto aan niet-genoten vakantie-uren, telkens vermeerderd met rente en wettelijke verhoging.

Oordeel

Uit de processtukken en het verhandelde ter zitting is de kantonrechter genoegzaam gebleken dat de arbeidsrelatie geen vruchtbare toekomst meer heeft. Werkgeefster voldoet niet aan haar re-integratieverplichtingen. Werkneemster heeft hierover haar zorgen geuit, mede omdat dit haar herstel belemmert en van invloed is op haar welzijn. Werkgeefster heeft deze omstandigheden onweersproken gelaten en zich ook niet tegen de ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzet. Er is derhalve sprake van zodanige omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Het verzoek van werkneemster zal dan ook worden toegewezen. 

Werkneemster voert aan dat de ernstige verwijtbaarheid van werkgeefster onder meer is gelegen in het feit dat zij werkneemster niet heeft laten re-integreren. Werkneemster heeft meerdere malen aangeboden om werkzaamheden te hervatten, maar werkgeefster weigerde daaraan medewerking te verlenen. De jobcoach van werkneemster die haar vanuit het UWV begeleidde, is zelfs op locatie geweest, maar werd daar onbeschoft bejegend. Re-integratie werd door werkgeefster onmogelijk gemaakt. Daarnaast heeft werkgeefster werkneemster onder druk gezet om het werk weer te hervatten, handelde zij in strijd met de cao door het salaris niet te indexeren, plaatste zij werkneemster niet in de juiste salaristrede, verstrekte zij geen loonstroken, gaf zij de jaaropgaven te laat af en betaalde zij het vakantiegeld en de eindejaarsuitkering niet uit. Deze feiten zijn door werkgeefster niet betwist en kunnen haar ernstig worden verweten. De transitievergoeding zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf een maand na het einde van de arbeidsovereenkomst.

Billijke vergoeding en immateriële schadevergoeding

De kantonrechter kent een billijke vergoeding toe van € 36.309,80 bruto. Werkneemster is acht maanden ziek en het bedrag komt overeen met het loon dat zij zou hebben ontvangen tot einde wachttijd bij volledige arbeidsongeschiktheid. Gezien het ontbreken van verweer wordt het bedrag niet gematigd. Het gevorderde smartengeld van € 10.000 wordt afgewezen, nu er geen sprake is van extra omstandigheden die niet reeds in de billijke vergoeding zijn meegewogen. Werkgeefster wordt veroordeeld tot betaling van de billijke vergoeding, vermeerderd met wettelijke rente.

Cao, loonstroken, salaris, vakantiegeld en eindejaarsuitkering

Werkgeefster dient het salaris jaarlijks volgens cao te verhogen, maar werkneemster heeft geen inzicht hierin vanwege het uitblijven van loonstroken. Werkgeefster wordt veroordeeld tot afgifte van loonstroken, onder verbeurte van een gemaximeerde dwangsom. Ook de cao-verhogingen vanaf 1 januari 2019 moeten worden toegepast. Werkgeefster is aansprakelijk voor eventueel achterstallig loon, vakantiegeld en eindejaarsuitkering, en wordt tot betaling daarvan veroordeeld, met rente en wettelijke verhoging.

Vergoeding niet-genoten vakantie-uren

Het gevorderde bedrag van € 7.341,01 bruto wegens niet-genoten verlofuren wordt toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente en verhoging, nu werkgeefster dit onvoldoende gemotiveerd heeft betwist.