Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 10 februari 2025
ECLI:NL:RBMNE:2025:331
Feiten
Werknemer is van 15 mei 2023 tot 30 september 2024 in dienst geweest bij werkgeefster, een bedrijf dat warmtepompen verkoopt en installeert. Werknemer was onderdeel van de directie. De arbeidsovereenkomst is geëindigd door een vaststellingsovereenkomst. In de arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen. In de vaststellingsovereenkomst is bepaald dat dit beding inclusief het bijbehorende boetebeding ook na het einde van de arbeidsovereenkomst geldig blijft. Werknemer wil op basis van een overeenkomst van opdracht zo spoedig mogelijk aan de slag bij een concurrent van werkgeefster. Werknemer meent dat hij onbillijk wordt benadeeld door het concurrentiebeding en vordert in kort geding schorsing van het concurrentiebeding.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkgeefster en de onderneming waarvoor werknemer wil gaan werken, zijn onbetwist directe concurrenten op het gebied van warmtepompen en dan met name vanwege het moderne businessmodel dat zij allebei hanteren (de zogenoemde full digital customer journey). Werkgeefster heeft er belang bij dat haar strategieën op dat vlak niet bij de concurrent terecht komen. Werkgeefster en de concurrent richten zich op dezelfde klanten, namelijk particulieren. Werknemer was bij werkgeefster onderdeel van de directie en had daarmee kennis van bedrijfsprocessen, de bedrijfsvoering en strategieën op het hoogste niveau. Hij was zogezegd de spin in het web op dat niveau. Gelet daarop is niet aannemelijk dat werknemer niet over relevante concurrentiegevoelige informatie beschikt. Werkgeefster heeft naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter een voldoende belang bij de handhaving van het concurrentiebeding. Verder is onvoldoende aannemelijk dat het concurrentiebeding een substantiële beperking van de arbeidsmogelijkheden van werknemer oplevert. Hij heeft bedrijfskunde gestudeerd en zijn expertise ligt in het organiseren en structuren van ondernemingen. Dat heeft hij voordat hij bij werkgeefster aan de slag ging ongeveer 10 jaar bij een andere onderneming gedaan. Werknemer is gelet op zijn kennis en ervaring niet gebonden aan de warmtepompenbranche en heeft niet uitgelegd waarom hij niet buiten die branche aan de slag kan. Integendeel, hij heeft zelf toegelicht dat zijn deskundigheid niet ligt op het technische vlak. Zijn persoonlijke voorkeur voor deze branche is onvoldoende reden om anders te oordelen. Werknemer had er bovendien ook voor kunnen kiezen om na de reorganisatie bij werkgeefster te blijven werken. Hoewel zijn rol na de reorganisatie wellicht minder uitdagend was, heeft werknemer er uiteindelijk om hem moverende redenen zelf voor gekozen om werkgeefster te verlaten. De belangen van partijen tegen elkaar afwegend, acht de kantonrechter het niet waarschijnlijk dat de bodemrechter zal oordelen dat werknemer onbillijk wordt benadeeld door handhaving van het concurrentiebeding. De gevorderde schorsing van het concurrentiebeding wordt afgewezen.