Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie ‘s-Hertogenbosch), 12 mei 2022
ECLI:NL:RBOBR:2022:1956
Feiten
Werknemer is vanaf 1 november 1977 bij Würth Nederland B.V. in dienst. Momenteel is hij leidinggevende van de technische dienst. Op de arbeidsovereenkomst is de algemeen verbindend verklaarde cao Technische Groothandel van toepassing. Met ingang van 1 september 2019 is Würth overgestapt van de werktijdenregeling ‘CAO-regeling A’ (artikel 36 van de cao) naar werktijdenregeling ‘CAO-regeling B’. De gevolgen van die overstap voor de medewerkers zijn in artikel 37 van de cao geregeld. Voor werknemer geldt de situatie als beschreven in artikel 37 lid 5 sub b van de cao: ‘Medewerkers die op 30 juni 2001 in dienst zijn (…) ontvangen een toeslag van (…) 2% op het daadwerkelijk betaalde salaris voor de medewerkers waarvan het salaris boven de CAO-salarisschalen ligt, doch kunnen geen recht doen gelden op een persoonlijke toeslag, indien hun bedrijf (…) van CAO-regeling A naar CAO-regeling B overstapt’. Omdat partijen over de uitleg van dit artikel van de cao van mening bleven verschillen, is de vraag over de uitleg en toepasselijkheid op grond van de geschillenregeling van de cao voorgelegd aan de Vaste Commissie. Bij e-mail van 26 november 2020 is de Vaste Commissie tot de conclusie gekomen dat zij geen eensluidend antwoord op deze uitleg kan geven. Zij zal aan cao-partijen voorstellen om hier bij de volgende cao-onderhandelingen aandacht aan te besteden. Werknemer vordert onder meer een verklaring voor recht dat de toeslag van 2% uit artikel 37 lid 5 sub b van de cao van toepassing is op zijn arbeidsrelatie met Würth.
Oordeel
Voor het antwoord op de vraag of werknemer op grond van artikel 37 lid 5 sub b van de cao recht heeft op de door hem gevorderde toeslag van 2%, moet deze bepaling worden uitgelegd met behulp van de zogenoemde cao-norm. Gelet op de bewoordingen van artikel 37 lid 5 sub b van de cao moet de toeslag van 2% worden gekwalificeerd als een nadere uitwerking van de algemene toeslag van lid 3 van artikel 37 van de cao. In de eerste zin van artikel 37 lid 5 sub a van de cao en in het eerste deel van de eerste zin van artikel 37 lid 5 sub b van de cao staat dat bij de overgang naar de cao-regeling B een toeslag van 3% op de cao-salarisschaal geldt of 2% bij een salaris dat boven de cao-salarisschaal ligt. Uit het gebruik van het woord ‘of’ volgt dat de 2% toeslag een alternatief is voor de toeslag van 3%. Met die laatste toeslag wordt direct verwezen, zo volgt uit het gebruik van het woord ‘de’ in lid 5 sub a, naar de algemene toeslag van lid 3 van artikel 37 van de cao.
Uit de tweede zin van artikel 37 lid 5 sub a van de cao (‘Indien (…) verschil.’) volgt dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen de toeslag van 3% (of 2%) en een eventueel recht op een persoonlijke toeslag. Uit de tekst van lid 5 sub a volgt verder dat het bij de concreet benoemde procentuele toeslag niet om de persoonlijke toeslag gaat. Op een persoonlijke toeslag bestaat immers alleen recht als ondanks het recht op verhoging van de voor de medewerker geldende salarisschaal en de nieuwe toeslagenregeling – waarbij gelet op de tekst alleen bedoeld kan zijn de toeslag van 3% of 2% – de medewerker minder salaris ontvangt dan waarop hij voor de overschakeling naar de nieuwe werktijdenregeling recht had. In dat geval heeft de betreffende medewerker recht op een persoonlijke toeslag ter grootte van het verschil in salaris. Uit de aard van die toeslag volgt al dat hieraan geen concreet percentage kan worden toegekend. De hoogte van die aanvulling kan immers per medewerker verschillen.
De tekst van artikel 37 lid 5 sub b van de cao biedt geen steun voor de stelling van Würth dat de in dit lid beschreven procentuele toeslag gelijkgesteld moet worden aan de persoonlijke toeslag. Ook de opbouw van de tekst van deze bepaling strookt niet met die uitleg. In het eerste deel daarvan wordt immers zonder voorbehoud een recht op toeslag van 3% (of 2%) geregeld (‘medewerkers (…) ontvangen’), en wordt vervolgens het recht op een persoonlijke toeslag uitgesloten. Wanneer bedoeld zou zijn dat de onder lid 5 sub b vallende medewerkers sowieso geen recht op enige toeslag zouden hebben, zoals Würth betoogt, hadden cao-partijen kunnen volstaan met de tekst die nu is opgenomen in het laatste deel van deze bepaling, na het woord ‘doch’. Gelet op de gebruikte bewoordingen en vanwege het in lid 5 gemaakte onderscheid met de persoonlijke toeslag, brengt de toepassing van de cao-norm met zich mee dat de toeslag van 2% als algemene toeslag moet worden begrepen, net als de in lid 3 beschreven toeslag op de CAO-salarisschaal van 3%.
De vaststelling dat artikel 37 lid 5 sub b van de cao voor de betreffende categorie medewerkers slechts het recht op een persoonlijke toeslag uitsluit, heeft tot gevolg dat werknemer terecht aanspraak maakt op de toeslag van 2% op het daadwerkelijk betaalde salaris. De kantonrechter verklaart voor recht dat de toeslag van 2% uit artikel 37 lid 5 sub b van de cao Technische Groothandel van toepassing is op de arbeidsrelatie van werknemer en Würth.