Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 12 juni 2025
ECLI:NL:RBAMS:2025:4019
Feiten
Prologis was een kort geding gestart. Zij vorderde – kort gezegd – dat werknemer meewerkt aan een onderzoek om vast te stellen over welke vertrouwelijke bedrijfsdocumenten hij beschikt en om mee te werken aan het verwijderen ervan. Prologis heeft het kort geding ingetrokken kort voordat de zaak op de zitting van 13 mei 2025 zou worden uitgeroepen. Dezelfde dag heeft werknemer per e-mail meegedeeld dat hij de kantonrechter verzoekt om Prologis te veroordelen in de werkelijke proceskosten. Prologis heeft hierop gereageerd bij e-mail van 19 mei 2025. Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald. Werknemer voert aan dat hij zijn communicatiemiddelen heeft ingeleverd voor onderzoek en hij aan dit onderzoek volledig heeft meegewerkt. Omdat Prologis desondanks een zittingsdatum heeft gevraagd, en omdat (een deel van) de vordering evident kansloos was, heeft zij misbruik gemaakt van procesrecht en onrechtmatig gehandeld jegens hem. Prologis moet daarom de daadwerkelijk gemaakte proceskosten van werknemer betalen. Subsidiair wil werknemer dat Prologis wordt veroordeeld in de proceskosten conform het toepasselijke liquidatietarief, omdat zij als in het ongelijk gestelde partij als bedoeld in artikel 237 Rv heeft te gelden.
Oordeel
Niet gebleken is dat er sprake is van een kansloze procedure. Werknemer heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat Prologis op voorhand al behoorde te begrijpen dat haar vorderingen in dit kort geding kansloos waren. Prologis heeft voldoende onderbouwd dat zij belang had bij het instellen en aanhangig houden van onderhavige procedure, omdat zij niet volledig kan uitsluiten dat werknemer nog steeds beschikt over vertrouwelijke documenten van Prologis, welke tevens bedrijfsgeheimen kunnen bevatten, met een risico op ongeoorloofde verspreiding ervan. Prologis verwijst verder terecht naar het arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2016:1087), waarin is geoordeeld dat een partij die een procedure intrekt niet gelijkgesteld kan worden aan een in het ongelijk gestelde partij als bedoeld in artikel 237 Rv. Uit het voorgaande volgt dat Prologis niet tegen beter weten in een kansloze procedure is begonnen. Er is daarom geen grond voor toewijzing van een veroordeling in de (werkelijke) proceskosten op de grond dat Prologis haar procesbevoegdheid onrechtmatig heeft uitgeoefend. De kantonrechter wijst de vorderingen van werknemer af.