Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Elkro B.V.
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 2 juli 2025
ECLI:NL:RBNHO:2025:6819
Volgens een BBL-leerling was sprake van een arbeidsovereenkomst en daarmee een onterecht ontslag op staande voet, en niet alleen van een leerovereenkomst. De kantonrechter wijst de verzoeken van de BBL-leerling af: partijen hebben de overeenkomst gesloten met het oog op de opleiding van werknemer.

Feiten

Werknemer is per 8 april 2024 in dienst getreden bij Elkro B.V. (hierna: Elkro). Werknemer volgt een beroepsbegeleidende leerweg tot assistent metaal, elektro- en installatietechniek. Tussen werknemer, Elkro en het Nova College is op 16 december 2024 een beroepspraktijkovereenkomst getekend met als ingangsdatum 2 december 2024. De BBL-overeenkomst tussen werknemer en Elkro is niet getekend. Op 21 februari 2025 heeft Elkro de samenwerking beëindigd, omdat werknemer structureel te laat kwam. Elkro noemt als grondslag voor de beëindiging artikel 5 lid 4 sub f van de algemene voorwaarden van de beroepspraktijkovereenkomst. Daarin staat dat een leerbedrijf de overeenkomst mag beëindigen als de student bij herhaling en zonder geldige reden niet of niet tijdig verschijnt op de aangegeven en bekendgemaakte tijdstippen voor het werk. Werknemer stelt zich op het standpunt dat sprake was van een arbeidsovereenkomst en dat de beëindiging te kwalificeren is als een onterecht ontslag op staande voet. Werknemer verzoekt de kantonrechter primair om dit ontslag te vernietigen, wedertewerkstelling en Elkro te veroordelen tot (na)betaling van het salaris. 

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Om te bepalen of de overeenkomst kwalificeert als arbeidsovereenkomst of als leerovereenkomst moet beoordeeld worden of de werkzaamheden die werknemer heeft verricht in overwegende mate in het belang waren van de opleiding die hij volgde. Daarbij heeft als maatstaf te gelden of de werkzaamheden van werknemer waren gericht op het uitbreiden van de eigen kennis en ervaring van werknemer, zulks mede met het oog op de voltooiing van zijn opleiding, zodat niet meer kan worden gesproken van een overeenkomst waarbij de ene partij zich verbindt voor de andere partij arbeid te verrichten. Naar het oordeel van de kantonrechter volgt uit de stukken en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, dat partijen de praktijkovereenkomst hebben gesloten met het oog op de opleiding die werknemer volgde. Hier was sprake van een leerovereenkomst. Vast staat dat werknemer geen enkele relevante voorervaring had, dat hij het vak nog volledig moest leren en dat Elkro hierbij optrad als leermeester. Werknemer heeft weliswaar aangevoerd dat hij enkele taken zelfstandig uitvoerde, maar hij was niet in staat de gehele ‘arbeid’ zelfstandig uit te voeren. Desgevraagd verklaarde werknemer, toen hem werd gevraagd naar eventueel aanwezige kennis die hij op school over het vak van loodgieter had geleerd, dat ‘een leerling het vak van loodgieter niet uit de boeken leert, maar in de praktijk’. Een leerovereenkomst betekent echter niet dat een begeleider de hele dag naast een leerling staat en over diens schouder meekijkt. Het betekent dat een begeleider al het werk controleert, de opdrachten geeft en de benodigde spullen vervoert. De leerling kan vervolgens zelfstandig een handeling verrichten met daarbij een groeiende leercurve en - hopelijk - steeds meer zelfstandigheid. Ter zitting heeft werknemer verklaard hij op school vooral les had in andere vakken. De praktijk, zo heeft de kantonrechter begrepen, werd hij geacht te leren door het maken van opdrachten ‘op zijn laptop’. Dit leidt de kantonrechter tot de conclusie dat Elkro werknemer praktijkvaardigheden heeft moeten bijbrengen in de (korte) periode die werknemer bij Elkro heeft doorgebracht. Elkro heeft in dat kader gemotiveerd en onderbouwd gesteld dat alle werkzaamheden van werknemer werden uitgevoerd met een duidelijke instructie vooraf en op uitnodiging en initiatief van het leerbedrijf. De enkele stelling van werknemer dat hij werk heeft gedaan, is onvoldoende om het element ‘arbeid’ te vervullen. Dat zijn werk mogelijk ook enig profijt heeft opgeleverd voor Elkro, betekent niet dat de werkzaamheden niet in overwegende mate in het belang waren van de opleiding die werknemer volgde. De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. De manier waarop de praktijkleerovereenkomst is geëindigd, is wellicht ongelukkig geweest. Werknemer werd naar eigen zeggen overvallen door de negatieve feedback van de zijde van Elkro. De communicatie tussen partijen verdient geen schoonheidsprijs, maar de beëindiging was wel rechtsgeldig. De onderliggende reden van de beëindiging, het veelvuldig te laat komen, is door werknemer onvoldoende weersproken. Dat sprake was van meermaals te laat komen, is daarmee aannemelijk. Werknemer wordt in de proceskosten veroordeeld.