Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Gemeente Amsterdam
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 10 juni 2025
ECLI:NL:RBAMS:2025:3976
Loonvordering wegens burn-outklachten afgewezen, omdat werkneemster niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar klachten het gevolg zijn van werkomstandigheden waarvoor de Gemeente Amsterdam aansprakelijk is.

Feiten

Werkneemster is sinds 1 juli 2016 werkzaam bij de Gemeente Amsterdam als medewerkster administratie. Werkneemster heeft zich in 2017 en in 2021 (langdurig) ziek gemeld met burn-outklachten. Zij vordert volledige loondoorbetaling tijdens haar ziekteperioden en uitbetaling van een (gemiste) 13e maand. Zij heeft haar vorderingen gebaseerd op zowel artikel 7:658 BW als op artikel 7.1.3. lid 4 van de Personeelsregeling Gemeente Amsterdam (oud), waarin is opgenomen dat een werknemer recht heeft op volledige salarisbetaling indien de arbeidsongeschiktheid door de dienst is ontstaan. Zij stelt daartoe dat de werkdruk waaronder zij haar werkzaamheden moest verrichten structureel te hoog en daardoor allesbehalve gezond was. Er was sprake van een ernstig personeelstekort waardoor vaak overgewerkt moest worden. Hoewel zij haar bezwaren kenbaar heeft gemaakt, werden haar klachten volledig genegeerd, aldus werkneemster. Zij stelt de Gemeente Amsterdam aansprakelijk voor de schade, die bestaat uit de gemiste 30% loon tijdens ziekte. De Gemeente Amsterdam betwist dat de ziekte van werkneemster een rechtstreeks gevolg is van de werkomstandigheden. Er was volgens Gemeente Amsterdam geen sprake van een verplichting om over te werken en/of van structureel te veel werk. De Gemeente Amsterdam heeft in elk geval werkneemster niet gevraagd om overwerk te verrichten. Na haar uitval hebben enkele collega’s haar werkzaamheden erbij genomen. Werkneemster kon binnen bepaalde kaders zelf haar werkuren bepalen en werkte op eigen initiatief, ondanks waarschuwingen van de Gemeente Amsterdam, vaak langer dan noodzakelijk.

Oordeel

Op grond van artikel 7:658 lid 1 BW rust op de werkgever de zorgplicht om die maatregelen te treffen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat een werknemer in de uitoefening van zijn functie schade lijdt. Schiet de werkgever daarin tekort, dan is hij tegenover de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden daardoor lijdt. Dit geldt ook bij arbeidsomstandigheden die psychisch ziekmakend zijn. Het is daarbij aan de werknemer om te stellen en bij betwisting te bewijzen, dat hij schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden en dat er sprake is van causaal verband tussen de werkzaamheden en de schade. Werkneemster heeft ter onderbouwing van haar stellingen verwezen naar de verslagen van de bedrijfsarts, het deskundigenrapport en de verslagen omtrent haar re-integratie. Hoewel uit die stukken volgt dat de klachten van werkneemster ‘werkgerelateerd’ zijn, volgt er niet uit dat de werkomstandigheden zodanig waren dat die dergelijke klachten hebben kunnen veroorzaken. Ook blijkt uit de stukken niet dat de artsen enig onderzoek hebben gedaan naar de feitelijke werkomstandigheden van werkneemster of de werkgever van werkneemster over de werkzaamheden c.q. werkdruk hebben gesproken. De kantonrechter kan daardoor niet vaststellen dat de klachten van werkneemster een rechtstreeks gevolg zijn van haar werkomstandigheden, nog los van de vraag of deze werkomstandigheden ook objectief de klachten van werkneemster hebben kunnen veroorzaken. Nu niet aannemelijk is geworden dat de klachten van werkneemster zijn veroorzaakt door haar werkzaamheden, wordt niet toegekomen aan de vraag of de Gemeente Amsterdam haar zorgplicht heeft geschonden. Niet is komen vast te staan dat de klachten door de dienst zijn ontstaan. De voor omkering van de bewijslast bestaande ‘ondergrens’ wordt niet gehaald. De kantonrechter zal derhalve de loonvordering van werkneemster afwijzen.