Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 27 mei 2025
ECLI:NL:GHSHE:2025:1471
Feiten
26 chauffeurs (hierna: de chauffeurs) zijn in dienst (geweest) bij een internationaal transportbedrijf (hierna: werkgeefster) in de functie van internationaal tankautochauffeur. De chauffeurs ontvingen respectievelijk ontvangen een basissalaris, aangevuld met toeslagen en vergoedingen voor overuren. Eind 2018 hebben de sociale partners een cao-akkoord bereikt, inhoudende de doorbetaling van toeslagen en de vergoeding voor overuren tijdens vakantie. Vanaf 1 januari 2019 dienen toeslagen en vergoedingen voor overuren tijdens vakantie doorbetaald te worden. Voornoemd cao-akkoord is per 14 februari 2019 algemeen verbindend verklaard. De chauffeurs hebben in eerste aanleg – kort samengevat – volledige vergoeding van het loon gevorderd dat zij in de periode voorafgaand aan het cao-akkoord van eind 2018 (ingang per 1 januari 2019) tijdens vakantie zouden hebben genoten, zijnde het basissalaris aangevuld met toeslagen en vergoedingen voor overuren. De chauffeurs zijn de mening toegedaan dat zij over de bedoelde perioden enkel het basissalaris doorbetaald hebben gekregen en dat zij recht hebben op uitkering van onregelmatigheidstoeslagen en overuren. De kantonrechter heeft bij tussenvonnis onder meer geoordeeld dat de onregelmatigheidstoeslag, zaterdag- en zondaguren en nachttoeslag componenten zijn die tot het vakantieloon moeten worden gerekend. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de in de cao opgenomen vergoeding voor reguliere overuren deel moet uitmaken van het loon waarop de chauffeurs recht hebben voor opgenomen vakantieverlof in de respectieve periodes. De kantonrechter heeft de chauffeurs in de gelegenheid gesteld zich bij nadere akte uit te laten omtrent het door werkgeefster bij dupliek overgelegde overzicht en waar nodig hun vorderingen te herberekenen en de eis te wijzigen. Bij vonnis van 24 maart 2021 heeft de kantonrechter verlof verleend voor het tussentijds instellen van hoger beroep.
Hoger beroep (tussenarrest)
In hoger beroep (zie AR 2023-0395) is – kort gezegd – geoordeeld dat de door de chauffeurs ontvangen toeslagen onderdeel uitmaken van het vakantieloon. Dit geldt ook voor de overwerkvergoeding, mits de vergoeding voor overuren een belangrijk onderdeel vormt van het jaarlijks uitbetaalde brutoloon (25% of meer). Bij het voorgaande dient als referteperiode te worden aangehouden het kalenderjaar voorafgaand aan het (kalender)jaar waarin de vakantie wordt opgenomen. In het kader van een doelmatige afdoening van de zaak is werkgeefster opgedragen overzichten per individuele chauffeur en per relevant kalenderjaar over te leggen, waaruit blijkt hoeveel een individuele chauffeur nog tegoed heeft aan achterstallig loon in het licht van wat in het tussenarrest is overwogen. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
Oordeel
Het hof oordeelt als volgt. Op verzoek van het hof heeft werkgeefster nieuwe overzichten overgelegd, voorzien van inmiddels met de chauffeurs gedeelde onderliggende informatie. Het hof geeft een eindoordeel over de individuele vorderingen van de 26 chauffeurs, waarbij de wettelijke verhoging over de toe te wijzen bedragen wordt vastgesteld op 20%.