Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Zaanstad), 24 april 2025
ECLI:NL:RBNHO:2025:5470
Feiten
Werknemer is per 9 november 1982 in dienst getreden bij werkgeefster in de functie van ploegchef/productieleider. Werkgeefster verzoekt ontbinding op de e-grond. Werkgeefster legt aan het verzoek ten grondslag kort weergegeven dat de verhoudingen tussen partijen vanaf medio juli 2024 onder druk zijn komen te staan. Dit ontstond nadat werknemer, ondanks eerdere toezeggingen, zich onverwachts tegen de toekomstplannen van werkgeefsterbegon te verzetten, een advocaat inschakelde en niet meer bereid was om persoonlijk met werkgeefster in gesprek te gaan. De ontstane spanningen werden verder aangewakkerd door de aanmatigende correspondentie van werknemer en met het verspreiden van desinformatie en het uiten van ernstige beschuldigingen. Terugkeer van werknemer is daardoor niet meer mogelijk. Ook is gebleken van nevenwerkzaamheden door werknemer voor een relatie van werkgeefster. Het handelen van werknemer is ernstig verwijtbaar, zodat de ontbinding moet plaatsvinden zonder rekening te houden met de opzegtermijn en zonder toekenning van een transitievergoeding. Werknemer verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Werknemer voert samengevat het volgende aan. Werkgeefster maakt niet duidelijk wat zij in het kader van de wijziging van de organisatiestructuur voor ogen had en welke veranderingen maken dat de eenzijdige wijziging van de functie van werknemer noodzakelijk was en waarom een weigering van werknemer om daarmee in te stemmen leidt tot (ernstig) verwijtbaar handelen. Werknemer verzette zich niet tegen de toekomstplannen van werkgeefster en wilde meewerken met een regeling waarbij hij minder zou werken, maar niet met de voorwaarden die werkgeefster uiteindelijk als aanvulling op de arbeidsovereenkomst had opgenomen, namelijk een wijziging in functie naar productiemedewerker met overdracht van alle verantwoordelijkheden en een wijziging van de overeengekomen jaarbonus. Die voorwaarden waren nieuw voor werknemer. Werkgeefster zette werknemer vervolgens onder druk om te tekenen en deed daarbij ten onrechte een beroep op een wijzigingsbeding in de arbeidsovereenkomst, terwijl dat niet is overeengekomen.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. De kantonrechter constateert op basis van de stukken en de informatie verkregen op de zitting dat de arbeidsverhouding tussen werkgeefster en werknemer duurzaam en onherstelbaar is verstoord. Partijen maken elkaar over en weer verwijten en hebben duidelijk geen vertrouwen meer in elkaar en in een verdere samenwerking. Een voortzetting van de arbeidsovereenkomst is onder die omstandigheden niet zinvol. Daarbij weegt mee dat werknemer zelf ook verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Herplaatsing van werknemer is niet meer mogelijk vanwege de aard en achtergrond van de verstoorde arbeidsverhouding. In wat werkgeefster heeft aangevoerd, is geen grond of aanknopingspunt te vinden om te oordelen dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van werknemer. De conclusie is dat de duurzaam en onherstelbaar verstoorde arbeidsrelatie niet in overwegende mate is veroorzaakt door de handelwijze van een van de partijen. Het bestuur van werkgeefster en werknemer zijn familie. Werknemer heeft ruim 40 jaar voor werkgeefster gewerkt, waarbij werkgeefster hem kansen heeft gegeven zich te ontwikkelen en werknemer zich volledig heeft ingespannen voor werkgeefster. De arbeidsrelatie verliep probleemloos totdat werkgeefster medio 2024 aan werknemer een aanvulling op zijn arbeidsovereenkomst aanbood. Aan werknemer wordt een transitievergoeding van € 107.433,84 toegewezen. De proceskosten worden gecompenseerd.