Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Dijk en Waard Sport B.V.
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 15 mei 2025
ECLI:NL:RBNHO:2025:6877
De kantonrechter vindt dat niet is gebleken dat de Dijk en Waard Sport B.V. de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Voor zover werkneemster de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, mocht Dijk en Waard Sport B.V. haar niet aan die opzegging houden.

Feiten

Werkneemster is per 1 oktober 1997 in dienst getreden bij werkgeefster in de functie van algemeen medewerkster. De ex-werkgeefster van werkneemster is op 5 december 2024 failliet verklaard. De werkzaamheden die werkneemster uitvoerde, zijn overgenomen door Dijk en Waard Sport B.V. (hierna: Dijk en Waard). Tijdens het afscheidsfeest voor het personeel van SSL in december 2023 heeft werkneemster haar enkel gebroken, als gevolg waarvan zij arbeidsongeschikt is geraakt. Zij is per 1 januari 2024 (arbeidsongeschikt) bij Dijk en Waard in dienst getreden. Werkneemster heeft elders gesoliciteerd, maar is niet aangenomen. Tijdens een gesprek op 27 januari 2025 heeft Dijk en Waard zich op het standpunt gesteld dat werkneemster haar arbeidsovereenkomst heeft opgezegd tijdens een gesprek op 23 januari 2025. Ondanks een daartoe strekkend verzoek van werkneemster heeft Dijk en Waard niet meegewerkt aan een beëindigingsovereenkomst. Bij brief van 12 februari 2025 heeft werkneemster haar opzegging betwist en aanspraak gemaakt op doorbetaling van haar salaris. Werkneemster verzoekt de kantonrechter om, indien hij van oordeel dat sprake is van een opzegging, deze te vernietigen. Verzoekster voert aan in het gesprek op 23 januari 2025 alleen te hebben verteld dat zij elders had gesolliciteerd en dat het ernaar uitzag dat zij was aangenomen.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. De kantonrechter is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen door Dijk en Waard is opgezegd. Dijk en Waard stelt zich juist op het standpunt dat werkneemster de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Van een opzegging door Dijk en Waard is uit niets gebleken. De kantonrechter laat in het midden of werkneemster de arbeidsovereenkomst tussen partijen in het gesprek op 23 januari 2025 daadwerkelijk heeft opgezegd (en of zij die opzegging in het gesprek op 27 januari 2025 heeft erkend). De kantonrechter is namelijk van oordeel dat Dijk en Waard werkneemster niet aan een eventueel gedane opzegging mag houden. Gelet op het voor een opzegging door een werknemer geldende criterium en de beschermingsgedachte die daaraan ten grondslag ligt, had Dijk en Waard werkneemster naar het oordeel van de kantonrechter moeten waarschuwen dat zij haar arbeidsovereenkomst met Dijk en Waard pas daadwerkelijk moest opzeggen als de arbeidsovereenkomst met PRS helemaal rond was. De kantonrechter acht het voldoende aannemelijk dat Dijk en Waard op 23 januari 2025 wist (of in ieder geval had kunnen weten) dat de arbeidsovereenkomst met PRS nog niet definitief was. Dat in het gesprek tussen Dijk en Waard en de potentiële nieuwe werkgever van werkneemster op 23 januari 2024 niet alleen over een referentie is gesproken, maar ook over een (mogelijke) indiensttredingdatum bij PRS maakt dat niet anders. Gelet op de ernstige gevolgen die vrijwillige beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor een werknemer kan hebben (zeker voor een zieke werknemer zoals werkneemster), vindt de kantonrechter dat Dijk en Waard werkneemster erop had moeten wijzen dat zij haar arbeidsovereenkomst met Dijk en Waard pas moest opzeggen na ondertekening van een arbeidsovereenkomst met PRS. Vaststaat dat Dijk en Waard dat niet heeft gedaan. Daar komt nog bij dat uit artikel 9 van de cao kan (of in ieder geval: zou kunnen) worden afgeleid dat een opzegging door de werknemer schriftelijk moet plaatsvinden. De loonvordering van werkneemster is toewijsbaar. De wettelijke verhoging wordt gematigd tot 25%. Dijk en Waard wordt veroordeeld om werkneemster toe te laten tot de overeengekomen re-integratiewerkzaamheden. Dijk en Waard wordt in de proceskosten veroordeeld.