Rechtspraak
Feiten
Werknemer is op 16 september 2018 in dienst getreden bij werkgever in de functie van medewerker hovenier. Partijen hebben op 21 september 2023 een overeenkomst inzake onbetaald verlof ondertekend. In artikel 1 van deze overeenkomst is als reden voor het verlof vermeld dat werknemer voor onbepaalde tijd naar Irak vertrekt om zijn huis te verkopen, waarbij een terugkeerdatum nog moeilijk te voorspellen is. Wel is als kanttekening opgenomen dat in principe wordt uitgegaan van een periode van één maand. In de artikelen 2, 3 en 4 is verder vastgelegd dat werknemer tijdens het onbetaald verlof geen salaris ontvangt, geen vakantiedagen en vakantiegeld opbouwt, en geen pensioenpremie betaalt. In artikel 6 is bepaald dat alle zaken die werknemer in het kader van zijn functie in bruikleen heeft ontvangen (zoals de bedrijfswagen, tankpas, gereedschap/materialen, bedrijfstelefoon en simkaart), moeten worden ingeleverd. Bij terugkeer en hervatting van de werkzaamheden worden deze, indien noodzakelijk voor de uitvoering van de functie, opnieuw verstrekt. Werknemer heeft ongeoorloofd gebruikgemaakt van een simkaart die hem uitsluitend ter beschikking was gesteld voor de uitoefening van zijn functie. Partijen hadden afgesproken dat hij de telefoon en simkaart zou inleveren voorafgaand aan zijn verlof en na beëindiging van het dienstverband. Dit heeft hij nagelaten. Na afloop van het dienstverband heeft werknemer een simkaart ingeleverd die niet aan werkgever toebehoorde. Werkgever vordert daarom vergoeding van de kosten die zijn gemaakt voor het verbruik van MB’s, alsmede buitengerechtelijke kosten. Werknemer erkent dat hij telefoonkosten heeft gemaakt, maar betwist de hoogte van de vordering bij gebrek aan een nadere specificatie.
Oordeel
Werknemer is niet verschenen op de zitting. Dit betekent dat de door werkgever ingebrachte stukken en hetgeen tijdens de zitting door werkgever is aangevoerd, onweersproken zijn gebleven. De gevolgen hiervan komen voor rekening en risico van werknemer. De door werkgever gevorderde bedragen zijn dan ook toewijsbaar, met dien verstande dat daarop een bedrag van € 291,23 in mindering strekt. Uit de door werkgever overgelegde salarisstrook van maart 2024 blijkt namelijk dat dit bedrag is ingehouden. Werkgever heeft ter zitting verklaard dat hij dit bedrag als wisselgeld heeft achtergehouden voor verbruikskosten die tijdens het verlof zijn gemaakt en voor advocaatkosten. Voor wat betreft de verbruikskosten geldt dat deze niet tweemaal in rekening kunnen worden gebracht. Voor wat betreft de advocaatkosten geldt dat het te ver gaat om deze bij werknemer in rekening te brengen. Het ingehouden bedrag van € 291,23 wordt daarom in mindering gebracht op de in deze procedure gevorderde hoofdsom. De buitengerechtelijke kosten worden afgewezen, nu niet is gesteld of gebleken dat is voldaan aan de vereisten van een kosteloze aanmaning zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW.