Naar boven ↑

Rechtspraak

JCL Logistics Benelux B.V./werknemer
Rechtbank Gelderland (Locatie Zutphen), 18 juni 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:4640
Studieovereenkomst vakopleiding declarant DAG voor medewerker customs rechtsgeldig overeengekomen. Werknemer heeft zelf om de opleiding verzocht en het betreft geen verplichte scholing voor de functie.

Feiten

Werknemer is per 1 december 2021 in dienst getreden bij JCL Logistics Benelux B.V. (hierna: JCL) in de functie van medewerker customs. Op 14 april 2022 hebben partijen een studieovereenkomst gesloten voor de vakopleiding declarant DAG. JCL heeft aangegeven dat werknemer de studiekosten terug diend te betalen bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De toepasselijke cao, de Cao Beroepsgoederenvervoer, vermeldt dat de werkgever de mogelijkheid heeft een studiekostenregeling aan de werknemer voor te leggen. Werknemer heeft de opleiding op 19 juli 2023 afgerond. De arbeidsovereenkomst is na opzegging door werknemer op 1 juli 2024 geëindigd. JCL vordert een veroordeling van werknemer tot betaling van € 2.110,01, te vermeerderen met rente, de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. JCL voert aan dat werknemer de arbeidsovereenkomst binnen een jaar na het afronden van de opleiding heeft opgezegd, en daarom gehouden is 75% van de door JCL gemaakte studiekosten terug te betalen.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Volgens werknemer was sprake van verplichte scholing. Hij was binnen JCL verantwoordelijk voor douanezaken. In het Douanewetboek en de Uitvoeringsverordening Douanewetboek is bepaald dat de aanvrager van een AEO-vergunning met succes een opleiding over douanewetgeving moet hebben doorlopen. Werknemer stelt dat de opleiding tot declarant een dergelijke opleiding is en dus kwalificeert als verplichte scholing. JCL voert aan dat de functie van declarant kan worden uitgevoerd zonder de opleiding te hebben doorlopen, en dat slechts een opleiding tot assistent-declarant nodig is. Die opleiding is kosteloos aan werknemer aangeboden. Bovendien is niet werknemer, maar zijn leidinggevende eindverantwoordelijk voor douanezaken. JCL heeft het verweer van werknemer dat de opleiding wettelijk verplicht is gesteld, gemotiveerd besproken. Werknemer heeft nagelaten om zijn stellingen nader te onderbouwen. De conclusie is dat het beroep op artikel 7:611a lid 4 BW van werknemer niet opgaat omdat geen sprake is van verplichte scholing.  Werknemer voert aan dat de studieovereenkomst nietig is omdat hij de opleiding moest volgen in opdracht van JCL. Hiertoe voert werknemer aan dat dit in de vacaturetekst stond. Dit heeft JCL gemotiveerd betwist. In de vacaturetekst staat ‘bereidheid de opleiding te volgen’. Werknemer heeft zelf gevraagd om de opleiding te mogen volgen om door te groeien. Het stond werknemer vrij de opleiding niet te volgen. Omdat werknemer heeft nagelaten nader te onderbouwen dat hij de opleiding in opdracht van JCL heeft gevolgd, was de terugbetalingsregeling toegestaan. De vordering van JCL is toewijsbaar. De door JCL gevorderde wettelijke rente is eveneens toewijsbaar. Dat geldt niet voor de buitengerechtelijke incassokosten, omdat niet is gesteld dat aanmaning overeenkomstig de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW heeft plaatsgevonden. Werknemer wordt in de proceskosten veroordeeld.