Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Roermond), 28 mei 2025
ECLI:NL:RBLIM:2025:5163
Feiten
Werknemer is als uitzendkracht (in dienst van Benflex bv) ingehuurd door Corebouw B.V. Corebouw is door de aannemer van een nieuwbouwproject aangesteld als onderaannemer voor het plaatsen van vloeren. Op 30 juni 2020 heeft een ongeval plaatsgevonden op de bouwplaats van het nieuwbouwproject. Werknemer is van een ladder gevallen tijdens het uitvoeren van zijn werkzaamheden, met onder meer een gebroken enkel tot gevolg. Hieraan is hij op 13 juli 2020 geopereerd. Werknemer verzoekt in een deelgeschil te bepalen dat Corebouw aansprakelijk is voor de volledige schade van werknemer als gevolg van het ongeval van 30 juni 2020 en dat Corebouw en zijn verzekeraar gehouden zijn de volledige geleden en nog te lijden schade aan werknemer te vergoeden.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Dat werknemer schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden staat niet ter discussie. Daarom is de werkgever in beginsel aansprakelijk, tenzij hij stelt – en bij voldoende betwisting door de werknemer bewijst – dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Corebouw stelt in dat kader dat sprake is van een alledaagse bezigheid. De kantonrechter gaat hier niet in mee. Op de eerste plaats vanwege het feit dat werknemer voor het uitvoeren van zijn opdracht continu/structureel op een ladder moest staan. Omdat hij zich bij het uitvoeren van de werkzaamheden langs de muur waaraan hij werkt verplaatste, moest hij ook steeds de ladder op- en afklimmen om deze te verplaatsen. Daarbij hield hij gereedschappen en materialen in een hand. Daar komt bij dat voorzienbaar is dat werknemer ter besparing van inspanning en het boeken van tijdwinst zal trachten de ladder zo min mogelijk te verplaatsen door met zijn arm zo ver mogelijk te reiken. Gelet op al deze omstandigheden is sprake van structurele blootstelling aan de mogelijke gevaren van het gebruik van een ladder. Als alledaagse en risicoloze activiteit is dit zeker niet te betitelen. Hoewel het risico van een val van de ladder ter hoogte van vier treden (circa 1,20-1,40 meter) op zich niet groot is, wordt dit risico wel groter door het structurele gebruik zoals dat hiervoor is beschreven. Enerzijds omdat het risico, hoewel op zich niet groot, zich (veel) vaker voordoet, en de kans op een ongeval dus toeneemt, anderzijds omdat gewenning bij de werknemer een zekere blindheid voor het gevaar in de hand werkt. De kantonrechter overweegt verder dat niet is komen vast te staan dat Corebouw alle veiligheidsmaatregelen heeft genomen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om ongevallen als het onderhavige te voorkomen. Corebouw heeft geen toezicht gehouden, terwijl dit in de gegeven omstandigheden wel van Corebouw verwacht had mogen worden, nu Corebouw niet bekend was met de manier waarop werknemer werkt en in hoeverre hij bijvoorbeeld de veiligheidsregels in acht neemt. Uiteraard wordt niet van Corebouw verwacht dat hij 'een mannetje naast werknemer zet om toezicht te houden', maar wel dat hij zich er zelf van overtuigt wat voor 'vlees hij in de kuip heeft'. Voorts is door werknemer niet de juiste ladder gebruikt. Corebouw stelt wel dat hij werknemer aangewezen heeft waar hij de juiste ladder kon vinden, maar hij heeft zich er niet van overtuigd dat de uitleg goed is begrepen en evenmin heeft hij zich ervan overtuigd dat werknemer de juiste ladder heeft gebruikt. Corebouw is dus aansprakelijk voor de schade als gevolg van het ongeval dat werknemer is overkomen.