Feiten

Werknemer is sinds 1 januari 2024 in dienst bij Venture Group B.V. als Senior Jurist met een loon van € 6.588,13 bruto per maand, met een vakantietoeslag van 8%. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd, namelijk twaalf maanden. Op 4 september 2024 hebben partijen een voortgangsgesprek gevoerd. In dit gesprek heeft de directeur van Venture Group aangegeven de indruk te hebben dat werknemer nog niet op het gewenste niveau zit. Partijen hebben voorts gesproken over de verlenging van de arbeidsovereenkomst. Venture Group heeft onder meer bij werknemer aangegeven nog niet definitief te hebben besloten of de arbeidsovereenkomst voor bepaalde dan wel onbepaalde tijd wordt verlengd. Op 14 november 2024 heeft Venture Group het einde van de arbeidsovereenkomst tussen partijen aangezegd per 1 januari 2025. Werknemer verzoekt toekenning van een billijke vergoeding. Hij heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat Venture Group aan hem een toezegging heeft gedaan voor een verlenging van zijn aflopende arbeidsovereenkomst, in de vorm van een aanbod, en dat werknemer dat aanbod heeft aanvaard. Door vervolgens de arbeidsovereenkomst niet te verlengen heeft Venture Group volgens werknemer ernstig verwijtbaar gehandeld.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt.

Werkgever is toezegging niet nagekomen

De kantonrechter is van oordeel dat werknemer, gezien het verloop van het gesprek op 4 september 2024 en de bewoordingen van de directeur van Venture Group, de verklaringen van Venture Group heeft kunnen en mogen opvatten als een toezegging dat zijn dienstverband na het verstrijken van de bepaalde tijd in ieder geval voor enige tijd zou worden voortgezet. Verder past het gespreksverslag van dat gesprek meer bij de veronderstelling dat de directeur er op dat moment ook van uitging dat de arbeidsovereenkomst in ieder geval zou worden voortgezet, dan dat hij de mogelijkheid openliet dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd. Hoewel duidelijk is dat de directeur zijn bedenkingen had bij het niveau van de werkzaamheden van werknemer, en hij om die reden nog geen beslissing had genomen over het voortzetten van de arbeidsrelatie, had het van Venture Group als werkgever verwacht mogen worden dat hij, als hij aan het voortzetten van de arbeidsrelatie een voorwaarde had willen verbinden, in die zin dat ook het niet voortzetten daarvan tot de opties behoorde, daarover bij werknemer geen enkele twijfel had laten bestaan. Gelet op het voorgaande is Venture Group, met zijn aanzegging van 14 november 2024, de eerder door hem gedane toezegging met betrekking tot verlenging van de arbeidsovereenkomst niet nagekomen. Dat levert ernstig verwijtbaar handelen op, zodat werknemer recht heeft op een billijke vergoeding.

Hoogte billijke vergoeding

De kantonrechter gaat ervan uit dat Venture Group de arbeidsrelatie, indien hij de gedane toezegging was nagekomen, zou hebben voortgezet voor de duur van twee maanden. Voor dit oordeel is van belang dat uit de gesprekken tussen partijen duidelijk blijkt dat er twijfel bestond over het niveau van functioneren van werknemer. Werknemer is hierdoor twee maanden aan inkomen misgelopen. Wel heeft hij een WW-uitkering ontvangen, die in mindering wordt gebracht op de billijke vergoeding. Van dit bedrag wijst de kantonrechter 50% toe als billijke vergoeding, daarmee uitkomend op een bedrag van € 2.174,10. Hierbij weegt mee dat werknemer gesprekken met de directeur heimelijk heeft opgenomen, iets wat niet getuigt van correcte omgangsvormen die een werknemer tegenover een werkgever in acht zou moeten nemen, en dat werknemer die opgenomen gesprekken als pressiemiddel richting Venture Group gebruikt heeft.