Naar boven ↑

Rechtspraak

verzoekers/verweerster
Rechtbank Gelderland (Locatie Apeldoorn), 5 juni 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:4297
Samenwonende man en vrouw stelden om fiscale redenen een arbeidsovereenkomst op tussen de vrouw en het bedrijf van de man. Na het verbreken van de relatie verzoekt de man een verklaring voor recht dat er geen arbeidsovereenkomst bestaat. De vrouw verzoekt loon. De kantonrechter oordeelt dat geen sprake was van een arbeidsovereenkomst.

Feiten

Verzoeker 2 en verweerster hebben van 2017 tot 2024 een affectieve relatie gehad en met elkaar samengewoond. Verweerster is met ingang van 28 juni 2020 bij verzoeker 1 in dienst getreden als verkoopmedewerkster. Partijen verschillen van mening over de vraag of er een arbeidsovereenkomst bestaat tussen verzoeker 1 en verweerster. Vast staat dat er een document is opgesteld dat een dergelijk vermoeden doet ontstaan. Verzoeker 1 stelt echter dat er alleen op papier een arbeidsovereenkomst is gesloten om fiscale redenen, maar dat er niet is gewerkt. Het betrof een fiscale verantwoording voor een maandelijkse bijlage van verzoeker 2 aan verweerster, aldus verzoeker 1.  Verzoeker 1 en verzoeker 2 verzoeken de kantonrechter voor recht te verklaren dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen partijen en verzoeken de overeenkomst van partijen te ontbinden per 10 december 2024. Verweerster verzet zich tegen ontvankelijkheid van verzoekers. Zij heeft een tegenverzoek ingediend waarbij zij verzoekt dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbindt en verzoekers veroordeelt tot betaling van het loon over december 2024 tot aan de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, de transitievergoeding en een billijke vergoeding.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. De overeenkomst met de tekst van een arbeidsovereenkomst is op zichzelf niet zonder meer voldoende om het bestaan van een arbeidsovereenkomst aan te nemen. De bedoelingen en verwachtingen en de manier waarop partijen uitvoering geven aan de overeenkomst, zijn ook van belang. Verzoeker 1 stelt dat de arbeidsovereenkomst slechts is aangegaan om een fiscaal gunstige regeling te treffen, verweerster betwist dit. Geen van partijen heeft dit standpunt onderbouwd, waardoor de bedoeling niet is komen vast te staan. Verzoeker 1 onderbouwt de stelling dat verweerster nooit heeft gewerkt met verklaringen van werknemers die beiden schrijven verweerster nooit aan het werk te hebben gezien. Verweerster betwist de juistheid van de verklaringen, en stelt dat zij daadwerkelijk werkzaamheden heeft verricht. Zij heeft echter desgevraagd nauwelijks concrete voorbeelden gegeven. De kantonrechter acht het onwaarschijnlijk dat een verkoopmedewerkster met een arbeidsomvang van 37 uur per week, werkzaamheden heeft verricht zonder dat andere werknemers dit hebben gemerkt. Ook blijkt niet dat de voor de arbeidsovereenkomst nodige gezagsrelatie aanwezig was. De verzoeken van verweerster, die uitgaan van een arbeidsovereenkomst, zijn niet toewijsbaar. Het verzoek van verzoekers tot ontbinding van de overeenkomst is niet toewijsbaar, zij hebben immers niet gesteld dat er een te ontbinden overeenkomst is. Het tweede verzoek heeft betrekking op een afspraak tussen verzoeker 2 en verweerster over een maandelijkse betaling in het kader van de destijds bestaande relatie. De overeenkomst gaat daar echter niet over, want verzoeker 2 is er geen partij bij. Ontbinding van de overeenkomst heeft dan ook geen invloed op een afspraak tussen verzoeker 2 en verweerster. Verweerster verzet zich er niet tegen dat de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, waarmee het recht op loonbetaling stopt. Partijen zijn het er dus kennelijk al over eens dat de betalingen, die om fiscale redenen in een overeenkomst tussen verzoeker 1 en verweerster zijn neergelegd, stoppen. De proceskosten worden gecompenseerd.