Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant (Locatie Breda), 28 mei 2025
ECLI:NL:RBZWB:2025:3500
Feiten
Werkneemster is op 1 oktober 2017 bij werkgever X in dienst getreden in de functie van huishoudelijke hulp. Sinds 12 augustus 2024 is werkneemster arbeidsongeschikt wegens ziekte. Op 29 augustus 2024 heeft werkgever X een memo gestuurd aan zijn werknemers waarin onder meer wordt vermeld dat is besloten de structuur van de WMO-groep te herzien, met als gevolg dat werkgever X per 1 oktober 2024 onder werkgever Y werkzaam zal zijn. De dienstverlening zou ongewijzigd blijven en iedereen zou de werkzaamheden voortzetten zoals gebruikelijk. Bij e-mail van 25 november 2024 bevestigde werkgever X aan werkneemster dat hij zijn bedrijf tegen 31 december 2024 zou beëindigen. Zieke medewerkers krijgen het salaris voor de maand december 2024 betaald, aldus het bericht, dat vervolgde met de mededeling: ‘Daarnaast is met ARBO en UWV overeengekomen dat zieke medewerkers bij opheffen van de BV kunnen overgaan naar het UWV'. Werkneemster heeft herhaaldelijk geprotesteerd tegen de (aangekondigde) eenzijdige beëindiging van haar dienstverband. Op 5 maart 2025 is in het handelsregister geregistreerd dat de vereffening van werkgever X met ingang van 16 februari 2025 is beëindigd en daarmee de rechtspersoon is beëindigd. Werkneemster verzoekt onder meer de opzegging van haar arbeidsovereenkomst door werkgever X dan wel werkgever Y te vernietigen.
Oordeel
Door beëindiging van de vereffening is werkgever X opgehouden te bestaan en kan hij geen partij meer zijn in deze procedure. Werkgever X was wegens bedrijfseconomische omstandigheden genoodzaakt de arbeidsovereenkomst met werkneemster te beëindigen. Voor een rechtsgeldige beëindiging had hij toestemming van het UWV moeten krijgen dan wel – bij weigering van die toestemming – zich moeten wenden tot de kantonrechter. Daarvan is niet gebleken. Ook is niet gebleken dat werkgever X melding heeft gedaan bij de werknemersverenigingen en het UWV van de beëindiging van de arbeidsovereenkomsten van werkneemster en negentien van haar collega’s. Voor de stelling dat zieke werkneemsters ‘gewoon’ bij het UWV kunnen worden aangemeld om na een intakegesprek een uitkering te ontvangen, ontbreekt iedere onderbouwing. In deze situatie is sprake van overgang van onderneming. De werkzaamheden van werkgever X zijn namelijk voortgezet door werkgever Y door het verlenen van dezelfde zorg aan dezelfde cliënten met vrijwel al het personeel van werkgever X. Werkgever Y heeft deze stellingen onvoldoende betwist. Hierdoor is werkneemster in ieder geval per 1 januari 2025 in dienst bij werkgever Y. Het is niet van belang of werkneemster een uitkering van het UWV (terecht) heeft geweigerd aangezien sprake is van opvolgend werkgeverschap. Op grond van het voorgaande wordt de opzegging vernietigd en wordt voor recht verklaard dat werkneemster in dienst is van werkgever Y.