Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 11 februari 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:6636
Feiten
Werknemer is vanaf 1 januari 2023 als koerier bij bedrijf Y werkzaam geweest voor bedrijf X. Vanaf maart 2023 is werknemer in dezelfde functie werkzaam bij werkgeefster. Werknemer is de Nederlandse taal niet machtig. Op 1 september 2024 heeft hij zich ziek gemeld. Op 16 september 2024 heeft werkgeefster werknemer een brief (met dagtekening 1 augustus 2024) laten ondertekenen, waarin stond dat werknemer zijn arbeidsovereenkomst heeft opgezegd per 31 augustus 2024. Werknemer was hier niet van op de hoogte en stelt dat hij nimmer ontslag heeft willen nemen. Werknemer meent dan ook dat zijn dienstverband niet op een rechtsgeldige wijze is opgezegd en hij recht heeft op loondoorbetaling. In onderhavige procedure verzoekt werknemer bij voorlopige voorziening om doorbetaling van zijn loon en wedertewerkstelling. In hoofdgeding verzoekt werknemer de kantonrechter de opzegging te vernietigen.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkgeefster is niet op de zitting verschenen en heeft ook geen bericht van verhindering gestuurd. Bij gebreke van verweer daartegen en op basis van de door werknemer overgelegde stukken zal in rechte worden uitgegaan van de juistheid van de stellingen van werknemer. Het primaire verzoek tot vernietiging van de opzegging zal daarom worden toegewezen. Er is immers sprake van een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW, zodat er grond bestaat toepassing te geven aan artikel 7:681 lid 1 BW. De gevorderde wedertewerkstelling zal onder straffe van een dwangsom worden toegewezen, voor zover werknemer arbeidsgeschikt is. Ook dient werkgeefster het loon van werknemer door te betalen. Het loon bedraagt € 1.575,60 bruto per maand. Doordat werkgeefster niet tijdig het loon heeft betaald is de wettelijke verhoging en de wettelijke rente verschuldigd geworden. Tot slot is het verzoek tot het verstrekken van de salarisspecificaties aan werknemer toewijsbaar, onder straffe van een dwangsom.