Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Almere), 12 mei 2025
ECLI:NL:RBMNE:2025:2402
Ontslag op staande voet van werknemer die € 100.000 naar zijn persoonlijke holding overmaakt en weigert het geld terug te storten, rechtsgeldig.

Feiten

Werknemer is op 2 september 2022 in dienst getreden bij werkgeefster als Business Unit Developer. Op 3 december 2024 heeft werknemer twee keer € 50.000 overgemaakt van de bankrekening van verweerster naar zijn persoonlijke holding. Een bestuurder van werkgeefster heeft werknemer om een toelichting gevraagd. Werknemer heeft hierop gereageerd door een e-mail door te sturen over financiële afspraken. Werkgeefster heeft vervolgens aangegeven dat de weigering van werknemer om het geld terug te storten een vertrouwensbreuk oplevert. Op 23 december 2024 is werknemer op staande voet ontslagen vanwege, onder meer, het onrechtmatig overmaken van € 100.000 naar zijn persoonlijke holding en het nalaten om dit bedrag per ommegaande terug te storten nadat dit werd geëist.  Werknemer berust in het ontslag maar verzoekt een billijke vergoeding van € 130.015,36, de gefixeerde schadevergoeding en de transitievergoeding. Werknemer voert aan dat een dringende reden ontbreekt, omdat hij de gelden naar zijn persoonlijke holding heeft gestort om te voorkomen dat een curator of zorgverzekeraar beslag zou leggen op de bankrekening van werkgeefster. Ook voert werknemer aan dat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Werknemer was sinds 2 juni 2023 geen bestuurder meer. Hoewel hij gemachtigd was door de nieuwe bestuurder om de dagelijkse gang van zaken af te handelen, voert werknemer aan dat hij ook de betalingen naar zijn eigen vennootschap mocht realiseren om te voorkomen dat het geld bij een curator of zorgverzekeraar zou belanden. Werknemer heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat een dergelijke transactie bij de dagelijkse gang van zaken hoorde en dat hij daar dus toe bevoegd was. Werkgeefster heeft gemotiveerd betwist dat er een risico bestond dat er beslag zou worden gelegd op gelden van werkgeefster. Dat werknemer het bedrag ondanks een daartoe strekkend verzoek niet heeft teruggestort, geeft er blijk van dat hij niet de intentie had om het bedrag veilig te stellen ten behoeve van de zorgverleners. Werknemer diende integer te handelen en zich te richten op de belangen van werkgeefster in breder verband. Met zijn actie heeft hij het vertrouwen dat werknemer in hem zou kunnen stellen ernstig beschaamd. Werknemer heeft misbruik gemaakt van de toegang die hij tot het geld van werkgeefster had. Er is sprake van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Het toepassen van hoor en wederhoor is geen harde eis voor een ontslag op staande voet. Omdat wordt geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, worden de verzoeken van werknemer afgewezen. Het verzoek tot toekenning van de transitievergoeding wordt afgewezen. Het handelen van werknemer wordt als ernstig verwijtbaar aangemerkt. Werknemer dient de gefixeerde schadevergoeding te betalen. Het verzoek van werknemer om de vergoeding te matigen wordt afgewezen, omdat op grond van artikel 7:677 lid 5 sub a BW niet verder kan worden gematigd dan het vastgestelde loon over de opzegtermijn. Het verzoek tot schadevergoeding van € 100.000 door werknemer aan werkgeefster wordt afgewezen, omdat niet is gebleken dat werkgeefster schade heeft geleden of ongerechtvaardigd is verarmd. Werknemer wordt in de proceskosten veroordeeld.