Naar boven ↑

Rechtspraak

Albert Heijn B.V./de ondernemingsraad Albert Heijn
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 20 mei 2025
ECLI:NL:GHAMS:2025:1370
Heeft de ondernemer in redelijkheid het besluit kunnen nemen tot instelling van een gemeenschappelijke ondernemingsraad?

Feiten

Albert Heijn exploiteert een supermarktbedrijf met fysieke supermarkten en een online supermarkt. Albert Heijn e-Commerce is een onderdeel van Albert Heijn en exploiteert de online supermarkt. In 2012 is Albert Heijn e-Commerce verzelfstandigd. Vervolgens is in 2013 de OR e-Commerce als aparte ondernemingsraad ingesteld. Albert Heijn maakt deel uit van Ahold Delhaize N.V. In Nederland zijn binnen Ahold Delhaize acht ondernemingsraden actief. Daarnaast is een centrale ondernemingsraad Ahold Delhaize ingesteld, bestaande uit dertien leden (hierna: de COR). Alle ondernemingsraden zijn vertegenwoordigd in de COR. Bij brief van 7 november 2023 is de OR e-Commerce geïnformeerd over een besluit tot wijziging van de medezeggenschapstructuur. De strekking van dat besluit is dat een GEMOR wordt ingesteld en dat de OR e-Commerce opgaat in de OR Albert Heijn. Bij memo van 9 november 2023 heeft de OR e-Commerce aangegeven dat hij het niet eens is met het besluit en een onderzoek heeft laten instellen naar nut en noodzaak van de wijziging van de medezeggenschapsstructuur. Bij brief van 16 november 2023 heeft Albert Heijn aan de OR e-Commerce meegedeeld dat Albert Heijn geen reden ziet voor nader onderzoek naar nut en noodzaak van de wijziging van de medezeggenschapsstructuur. Bij e-mail van 5 december 2023 heeft de OR e-Commerce aan Albert Heijn laten weten dat op voorhand geen heil wordt gezien in het instellen van een GEMOR, dat het van belang is dat de OR e-Commerce blijft bestaan en dat hij door het besluit van Albert Heijn in feite onder curatele wordt gesteld door de OR Albert Heijn. Op 6 en 13 december 2023 hebben gesprekken plaatsgevonden tussen partijen. Tijdens die gesprekken hebben partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over hun verschil van mening ten aanzien van de (wijziging van) de medezeggenschap. De OR e-Commerce heeft in eerste aanleg de kantonrechter verzocht voor recht te verklaren dat het besluit van Albert Heijn van 7 november 2023 tot wijziging van de medezeggenschapstructuur door instelling van een GEMOR niet bevorderlijk is voor de toepassing van de WOR. Ook heeft de OR e-Commerce verzocht om Albert Heijn te verplichten het besluit in te trekken en de bestaande medezeggenschapstructuur te handhaven en de OR e-Commerce in staat te stellen verkiezingen te houden conform het door hem vastgestelde reglement en zich verder te onthouden van verdere handelingen die strekken tot uitvoering of toepassing van het nietige besluit of onderdelen daarvan. Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter geoordeeld dat Albert Heijn in redelijkheid heeft kunnen overgaan tot instelling van een GEMOR. De ondernemingsraad heeft hoger beroep ingesteld.

Oordeel

Uitgangspunt is dat de ondernemer zelf kan beoordelen of het bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR wanneer hij voor alle of een aantal van deze ondernemingen tezamen een gemeenschappelijke ondernemingsraad instelt. Het ligt dus op de weg van de ondernemer die een GEMOR wil instellen om aannemelijk te maken dat dit bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR. Naar het oordeel van het hof is voldoende komen vast te staan dat zowel de juridische als de feitelijke zeggenschap over de verschillende ondernemingen in dezelfde handen is. Ten aanzien van de juridische zeggenschap heeft Albert Heijn toegelicht dat Albert Heijn e-Commerce in stand wordt gehouden door Albert Heijn en niet door Albert Heijn Online, omdat Albert Heijn Online een lege vennootschap is en geen activiteiten verricht, geen omzet en/of winst maakt en geen werknemers in dienst heeft. De OR e-Commerce heeft dit weliswaar betwist, maar hij heeft die betwisting onvoldoende onderbouwd en toegelicht. Ten aanzien van de feitelijke zeggenschap heeft Albert Heijn toegelicht dat X zowel verantwoordelijk is voor de fysieke winkelorganisatie als voor Albert Heijn e-Commerce en dat Y eindverantwoordelijk is voor beide ondernemingen. De OR e-Commerce stelt dat X weliswaar de formele zeggenschap heeft over beide ondernemingen en dat A de feitelijke zeggenschap heeft over Albert Heijn e-Commerce, maar de OR e-Commerce heeft die stelling onvoldoende onderbouwd. Uit hetgeen de OR e-Commerce naar voren heeft gebracht is niet gebleken dat de feitelijke zeggenschap over beide ondernemingen in de praktijk daadwerkelijk afwijkt van de formele, juridische zeggenschap. Voorts doet de door de OR e-Commerce aangevoerde omstandigheid dat er significante verschillen zijn tussen de fysieke winkelorganisatie en Albert Heijn e-Commerce, er niet aan af dat de zeggenschap over de ondernemingen in dezelfde handen is. Uit de stukken en hetgeen ter zitting in hoger beroep is verhandeld, is voldoende gebleken dat de ondernemingen een gemeenschappelijk financieel, strategisch en sociaal beleid voeren. Albert Heijn heeft in dit verband toegelicht dat er sprake is van een gezamenlijk operationeel beleid, omdat de winkelorganisatie en Albert Heijn e-Commerce gezamenlijk optrekken en zowel intern als extern zo veel mogelijk als één Albert Heijn optreden. De klant koopt, zowel online als offline, de producten van dezelfde merken voor dezelfde prijs. Albert Heijn voert ook een gemeenschappelijk duurzaamheidsbeleid. Naar het oordeel van het hof heeft Albert Heijn voldoende aannemelijk gemaakt dat de instelling van een GEMOR toegevoegde waarde heeft. De toelichting van Albert Heijn in dit verband dat het bespreken van een onderwerp bij verschillende ondernemingsraden tot meer onduidelijkheid kan leiden dan indien dit onderwerp in één GEMOR wordt besproken, acht het hof niet onbegrijpelijk. De omstandigheid dat de communicatie in het verleden nooit een probleem is geweest, doet daar niet aan af. Ook acht het hof aannemelijk dat er sprake zal zijn van een tijdsbesparing bij het management en de medezeggenschap, aangezien het management over onderwerpen die beide ondernemingen aangaan alleen nog met de GEMOR hoeft te overleggen (in plaats van met de afzonderlijke ondernemingsraden). Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking.