Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 24 januari 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:6192
Feiten
Werknemer was sinds 29 augustus 2016 in dienst bij MOB, een zorgorganisatie, als huishoudelijke hulp in de thuiszorg. Op 7 april 2020 verrichtte werknemer werkzaamheden bij een cliënt van MOB in een wooncomplex te Rotterdam. Tijdens deze werkzaamheden is hij in het trappenhuis van het gebouw, al lopend op slippers, van de trap gevallen. Hij liep daarbij een enkelbreuk op, waarvoor hij medische behandeling heeft ondergaan en heeft moeten revalideren. Werknemer stelt dat sprake is van een arbeidsongeval waarvoor MOB als werkgever aansprakelijk is op grond van artikel 7:658 BW. Hij vordert onder meer veroordeling van MOB en haar bedrijfsaansprakelijkheidsverzekeraar Achmea tot betaling van € 69.610,59 aan schadevergoeding, alsmede een nader op te maken bedrag ter zake van verlies aan arbeidsvermogen, kosten van huishoudelijke hulp, verminderde zelfwerkzaamheid en pensioenschade. MOB en Achmea voeren verweer en betwisten dat zij aansprakelijk zijn. Zij stellen zich onder meer op het standpunt dat werknemer zelf verantwoordelijk was voor het dragen van geschikt schoeisel , dat het ongeval zich niet onder zulke omstandigheden heeft voorgedaan dat er sprake is van schending van de zorgplicht door MOB, en dat zij bovendien geen zeggenschap hadden over het trappenhuis waar het ongeval plaatsvond.
Oordeel
De beoordeling richt zich op de zorgplicht van de werkgever zoals bedoeld in artikel 7:658 lid 1 BW, waarbij wordt benadrukt dat deze weliswaar verstrekkend is, maar geen absolute waarborg biedt tegen ieder gevaar. Van de werkgever wordt niet verwacht dat hij bescherming biedt tegen alle denkbare risico’s; sommige gevaren behoren tot het normale maatschappelijke risico dat ook in werksituaties voor eigen rekening komt van de werknemer. Het gaat dan om gevaren waarmee men zowel binnen als buiten het werk wordt geconfronteerd en waarvoor een werkgever in redelijkheid geen aanvullende maatregelen hoeft te treffen, zolang mag worden uitgegaan van de normale oplettendheid en voorzichtigheid van de werknemer. In lijn met vaste rechtspraak wordt een val van een trap, zonder bijkomende bijzondere omstandigheden, niet snel als een arbeidsongeval aangemerkt waarvoor de werkgever aansprakelijk is. Traplopen geldt als een alledaagse handeling waarvoor geen specifieke instructies of voorzieningen vereist zijn. Dat geldt ook in deze zaak. Het standpunt van werknemer dat MOB hem had moeten instrueren geen slippers te dragen en hem van geschikt schoeisel had moeten voorzien, wordt verworpen. Werknemer verricht deze werkzaamheden sinds 2017 bij dezelfde cliënt en de activiteit – het met een lichte vuilniszak afdalen van een trap – is een normale dagelijkse bezigheid. MOB mag er in dit verband op vertrouwen dat werknemer de nodige voorzichtigheid betracht. Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die dat vertrouwen aantasten. Dat de trap mogelijk nat was, maakt dit niet anders; integendeel, een natte trap vergt juist extra oplettendheid, hetgeen in de risicosfeer van werknemer valt. Daarbij wordt mede van belang geacht dat MOB geen zeggenschap had over de trap in het wooncomplex. Alles afwegende komt de kantonrechter tot het oordeel dat MOB niet aansprakelijk is voor het ongeval en de schade die werknemer stelt te hebben geleden.