Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Vitens B.V.
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 15 mei 2025
ECLI:NL:RBOVE:2025:3273
Opzegging arbeidsovereenkomst na twee jaar ziekte. Werknemer heeft geen recht op een billijke vergoeding, omdat onvoldoende is gebleken dat werkgeefster werknemer bij interne sollicitaties ongelijk heeft behandeld.

Feiten

Werknemer is sinds 1 augustus 2005 in dienst bij Vitens N.V. Laatstelijk was werknemer werkzaam als senior medewerker klant en facturatie. Per 1 januari 2018 is werknemer voor een half jaar geplaatst in de functie van medewerker intake en realisatie aansluitingen (hierna: MIRA), bij de afdeling ontwerp en aanleg. Deze plaatsing is drie keer verlengd. In november 2018 en februari 2020 heeft werknemer gesolliciteerd naar deze functie, maar hij is beide keren niet aangenomen. Ook heeft werknemer intern gesolliciteerd naar andere functies, zoals die van projectcoördinator, procescontroller en procesanalist. Bij alle sollicitaties is hij niet aangenomen. Als gevolg hiervan heeft werknemer zich tweemaal ziekgemeld, laatstelijk per 11 maart 2022. Werknemer heeft Vitens meermaals laten weten zich tegengewerkt en benadeeld te voelen wegens zijn afkomst. In dat kader hebben meerdere gesprekken tussen partijen plaatsgevonden. Ook heeft werknemer een klacht ingediend bij de onafhankelijke klachtencommissie van Vitens, die ongegrond is verklaard. In juni 2023 zijn partijen gestart met een mediationtraject. Op 12 september 2024 heeft Vitens de arbeidsovereenkomst na twee jaar ziekte met toestemming van het UWV opgezegd met ingang van 31 december 2024. Volgens werknemer is deze opzegging het gevolg geweest van ernstig verwijtbaar handelen van Vitens, namelijk ongelijke behandeling dan wel discriminatie van werknemer. Daarom vraagt werknemer in deze zaak om Vitens te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 230.677,31 bruto.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Werknemer heeft onvoldoende onderbouwd dat Vitens hem ongelijk heeft behandeld. Voor de sollicitatie naar de functie van MIRA in november 2018 heeft werknemer erop gewezen dat zijn behandelaars wel vinden dat Vitens hem ongelijk heeft behandeld en deze partijen onterecht niet zijn gehoord in het onderzoek naar aanleiding van zijn klacht. De kantonrechter volgt werknemer echter niet in dit standpunt, omdat de behandelaars niet betrokken zijn geweest bij de sollicitaties en zij dus ook niet uit eigen waarneming kunnen vertellen. Ook heeft werknemer aangevoerd dat hij een betere kandidaat was, maar dit heeft Vitens gemotiveerd betwist. Daarnaast heeft Vitens gemotiveerd betwist dat werknemer op onjuiste gronden is afgewezen voor zijn sollicitatie naar de functie van MIRA in februari 2020. Hiertoe heeft Vitens onder meer aangevoerd dat werknemer heeft verklaard dat hij fulltime in Arnhem wilde blijven werken, terwijl de vacatures voor 0,8 fte in Zwolle en in Utrecht waren. Verder heeft Vitens gemotiveerd betwist dat zij werknemer voor de sollicitaties naar de functie van projectcoördinator ongelijk heeft behandeld. Vitens heeft nader toegelicht waarom werknemer niet is aangenomen, en heeft daarbij verwezen naar de verklaringen van de betrokken vacaturehouder die verantwoordelijk was voor de (invulling van de) vacature. Uit die verklaring kan worden opgemaakt dat mede naar aanleiding van het sollicitatiegesprek van werknemer is geoordeeld dat het profiel van werknemer niet overeenkwam met het profiel dat gezocht werd voor deze functie. Dat werknemer kennelijk een ander gevoel aan het sollicitatiegesprek heeft overgehouden, maakt niet dat gezegd kan worden dat Vitens hem ongelijk heeft behandeld. Ditzelfde geldt voor de sollicitaties naar de functie van procescontroller en procesanalist, omdat voor beide vacatures gezocht werd naar een persoon met een technische achtergrond en werknemer deze achtergrond niet heeft. De slotsom is dan ook dat er geen grond is voor toekenning van een billijke vergoeding, zodat het verzoek wordt afgewezen.