Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht ), 13 februari 2025
ECLI:NL:RBMNE:2025:517
Feiten
Werkneemster is sinds november 2020 in dienst bij werkgeefster. Haar salaris bedraagt € 4.270,70 bruto per maand exclusief vakantietoeslag. Eind december 2022 is werkneemster uitgevallen vanwege ziekte. Zij is tot 6 december 2023 arbeidsongeschikt geweest. Werkgever is een bedrijf in de biotechnologische branche. Hij heeft twee vestigingen, één in vestigingsplaats 2 en één in vestigingsplaats 3. De heer A vertegenwoordigt werkgever in vestigingsplaats 3 en is daar de general manager. Tijdens de re-integratie van werkneemster trad A op als verzuimmanager. Vanaf dat moment zijn spanningen en fricties ontstaan tussen A en werkneemster en die zijn steeds verder opgelopen. Sinds 22 november 2024 is werkneemster op non-actief gesteld en verricht zij geen werkzaamheden meer voor werkgever. Werkgever verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de g-grond.
Oordeel
De kantonrechter komt tot het oordeel dat de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden. Tijdens de re-integratie van werkneemster ontstond na enige tijd een verstoring in de relatie tussen werkneemster en A. Werkneemster voert aan dat A zich heeft opgedrongen tijdens het re-integratietraject en geen ruimte heeft geboden voor haar herstel. Werkneemster heeft een zware operatieve ingreep moeten ondergaan. A probeerde werkneemster al te bellen toen zij nog maar net terug was van die operatie. Ook daarna bleef A opdringerig contact houden. Hij was wantrouwend, liet herhaaldelijk gesprekken escaleren en volgde adviezen van de bedrijfsarts niet op, aldus werkneemster. A herkent zich niet in het door werkneemster geschetste beeld. Hij probeerde er juist zo veel mogelijk voor werkneemster te zijn en de re-integratieregels strikt op te volgen. Werkgever erkent wel dat hij wat flexibeler had moeten zijn ten aanzien van de re-integratie. Hij heeft echter alles gedaan om de relatie te herstellen maar dat is volgens hem niet mogelijk gebleken, en dat verwijt hij werkneemster. De kantonrechter leidt uit de stukken af dat de verwachtingen over de re-integratie uiteenliepen en dat dit al snel leidde tot spanningen over en weer. In deze procedure is niet gebleken dat één van hen hier in overwegende mate schuld aan heeft gehad. Volgens werkneemster liggen de spanningen met A nu achter haar. Alle incidenten die door werkgever worden aangevoerd en die los staan van het re-integratietraject (ten aanzien van reiskostenvergoeding, de arbeidstijden, de verlofuren, het werken op het lab) betreffen zuiver zakelijke kwesties en duiden volgens werkneemster niet op een vertrouwensbreuk. De kantonrechter gaat daar niet in mee. Werkneemster en A hebben met behulp van verschillende mediations geprobeerd het conflict op te lossen en de spanningen weg te nemen, maar kennelijk is dat niet gelukt. Volgens werkneemster kan zij haar werk ook verrichten zonder contact te hebben met A. De kantonrechter gaat daar ook niet in mee. Het is niet aannemelijk dat werkneemster in haar werkzaamheden geen contact hoeft te hebben met A. A staat aan het hoofd van werkgever in vestigingsplaats 3 en werkneemster kan daarom simpelweg niet om A heen, ook al zou zij dat graag anders zien. De arbeidsovereenkomst van werkneemster wordt ontbonden per 1 april 2025.