Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werknemer
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 13 juni 2024
ECLI:NL:RBGEL:2024:3617
Veroordeling in een gedeelte van de werkelijk gemaakte proceskosten na intrekking verzoekschrift. Artikel 21 Rv. Geen misbruik van procesrecht door werkgeefster.

Feiten

Werkgeefster heeft een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst vanwege een verstoorde arbeidsverhouding ingediend, dat op 10 april 2024 door de griffie van de rechtbank is ontvangen. Werknemer heeft bij verweerschrift van 21 mei 2024 op het verzoekschrift gereageerd.
Op 23 mei 2023 heeft werkgeefster de kantonrechter laten weten het verzoekschrift in te trekken. Werknemer heeft laten weten niet in te stemmen met de intrekking en heeft in dat verband benadrukt dat hij in het verweerschrift om een reële proceskostenveroordeling heeft verzocht. Ter onderbouwing hiervan heeft werknemer op 29 mei 2024 een urenspecificatie van zijn gemachtigde overgelegd. Daarop heeft de kantonrechter de mondelinge behandeling laten doorgaan. Werknemer verzoekt bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad werkgeefster te veroordelen in de (reële) proceskosten van € 16.032,50.

Oordeel 

De kanonrechter oordeelt als volgt. Op basis van de ingediende stukken blijkt dat werkgeefster de voor de beslissing van belang zijnde feiten niet volledig en naar waarheid heeft aangevoerd. Werkgeefster heeft immers in het verzoekschrift aangevoerd dat partijen het erover eens waren over dat de arbeidsverhouding ernstig en duurzaam verstoord was. Werknemer heeft dat echter betwist en de kantonrechter heeft ook niet kunnen vaststellen dat de arbeidsverhouding daadwerkelijk ernstig en duurzaam verstoord was. Werkgeefster heeft gehandeld in strijd met de waarheidsplicht die voortvloeit uit artikel 21 Rv. De consequentie die de kantonrechter daaraan verbindt, is dat de kantonrechter voor de proceskostenveroordeling niet het zogeheten liquidatietarief zal toepassen. Hoewel het liquidatietarief zal worden losgelaten, is de kantonrechter van oordeel dat een veroordeling in de werkelijk gemaakte proceskosten niet aan de orde is in deze zaak. Van een dergelijke veroordeling kan slechts sprake zijn als de aangesproken partij misbruik van procesrecht heeft gemaakt of onrechtmatig heeft gehandeld door een procedure aan te vangen. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede wordt gewaarborgd door artikel 6 EVRM. De gemachtigde van werknemer heeft volgens de urenspecificatie 16 uur aan deze zaak besteed. Hier komt voor de mondelinge behandeling nog 3 uur, inclusief reistijd, bij, zodat het totale aantal uren op 19 uitkomt. Hiervan komt de helft, namelijk 9,5 uur, voor vergoeding in aanmerking. De gemachtigde van werknemer hanteert een uurtarief van € 250 vermeerderd met 21% btw, zodat aan proceskosten een bedrag van € 2.873,75 (9,5 uur x € 250 + 21% btw) voor toewijzing in aanmerking komt.