Rechtspraak
Feiten
X verrichtte werkzaamheden voor Y als elektromonteur van 12 november 2018 tot en met 9 april 2020 op basis van een uitzendovereenkomst. Op de uitzendovereenkomst was de ABU-cao van toepassing waarin enkele bepalingen zijn opgenomen omtrent inlenersbeloningen. Partijen twisten over de betaling en de omvang van achterstallige reisuren, kostenvergoedingen en bijzonder verlof vanwege het overlijden van een ouder. X vordert dan ook betaling van deze vergoedingen.
Oordeel
Het gaat in deze zaak om de vraag of Y nog reisuren, kostenvergoedingen en een vergoeding voor bijzonder verlof moet betalen. X en Y verwijzen naar twee verschillende cao’s, namelijk naar de cao die gold van 2017 tot en met 2019 en de cao die gold vanaf 1 januari 2020. De kantonrechter stelt vast dat ten aanzien van de gevorderde reisuren moet worden gekeken naar de eerste cao, die tot 1 januari 2020 gold; na die datum heeft X zijn reisuren betaald gekregen. Uitgangspunt is artikel 8 Waadi, waaruit volgt dat X met betrekking tot het loon en overige vergoedingen recht heeft op ten minste dezelfde arbeidsvoorwaarden als werknemers van Y in een gelijke of gelijkwaardige functie. Als onweersproken staat vast dat de werknemers van Y een vergoeding voor gemaakte reisuren ontvangen. Nu Y geen verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van het door X gevorderde bedrag, zal dat bedrag worden toegewezen. X heeft verder betaling van kostenvergoedingen, bestaande uit karweigeld en autowasgeld, gevorderd. Hij heeft verwezen naar een verklaring van een voormalig collega over (de hoogte van) de door hem ontvangen karweivergoeding en een vergoeding voor het wassen van de bedrijfswagen. Y heeft niet weersproken dat werknemers van haar bedrijf deze kostenvergoedingen ontvangen. X heeft onweersproken gesteld dat Y niet aan deze verplichting heeft voldaan, zodat gelet op artikel 20 lid 5 ABU-cao (2017-2019) aanpassing van de inlenersbeloning met terugwerkende kracht mogelijk is. Nu Y niet aan haar verplichting heeft voldaan om de van toepassing zijnde kostenvergoedingen bij de terbeschikkingstelling aan X te bevestigen, vindt de kantonrechter dat de kostenvergoedingen nog aan X betaald moeten worden. De nabetaling van het bijzonder verlof wordt afgewezen omdat X het bijzonder verlof aanvroeg in dezelfde maand als waarin hij in dienst kwam. X had op dat moment de dagen voor het bijzonder verlof nog niet volledig opgebouwd.