Rechtspraak
werknemer/werkgeverRechtbank Midden-Nederland, 17 maart 2017
werknemer/werkgever
Feiten
Werknemer is op 20 juni 2016 voor onbepaalde tijd bij werkgever in dienst getreden in de functie van schoonmaker/glazenwasser. Op 12 september 2016 heeft werknemer zich ziek gemeld vanwege rugklachten. Bij brief van 11 oktober 2016 heeft werkgever werknemer op staande voet ontslagen. Werkgever heeft aan het ontslag onder meer ten grondslag gelegd dat werknemer op geen enkele wijze informatie heeft verstrekt over de voortgang van het ziektebeeld, een eventuele behandeling bij een fysiotherapeut niet heeft opgevolgd, op bepaalde tijden niet thuis was toen werkgever hem wilde bezoeken. Werknemer verzoekt een verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet vernietigbaar is, veroordeling van werkgever tot betaling van een billijke vergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging.
Oordeel
Ontslag op staande voet
Naar het oordeel van de kantonrechter kunnen de door werkgever opgegeven redenen het ontslag op staande voet geenszins rechtvaardigen. Het had op de weg van werkgever gelegen werknemer eerst te waarschuwen en zo nodig de betaling van zijn loon op te schorten alvorens zijn toevlucht te nemen tot een zo drastische maatregel als een ontslag op staande voet. De opgegeven redenen kwalificeren dan ook niet als dringende redenen. Aan de stellingen van werkgever, dat werknemer geen informatie zou hebben verstrekt over de voortgang van zijn ziektebeeld, zal voorbij worden gegaan, temeer nu werkgever geen arboarts heeft ingeschakeld. De omstandigheid dat werknemer zich niet onder behandeling van een fysiotherapeut heeft gesteld kan hem evenmin worden tegengeworpen. Werknemer heeft onbetwist gesteld dat zijn basisverzekering deze behandelingen niet vergoedde en dat hij financieel niet in staat was om dit zelf te bekostigen. Bovendien was het niet aan werkgever om te beoordelen of inschakeling van een fysiotherapeut nodig was. Dat had werkgever aan een arboarts moeten overlaten. De stellingen van werkgever dat werknemer op bepaalde tijden niet thuis zou zijn geweest zijn onvoldoende onderbouwd en daarom van geen enkele betekenis.
Vergoeding wegens onregelmatige opzegging
Vast staat dat werkgever de arbeidsovereenkomst ten onrechte onverwijld heeft opgezegd. Daarmee heeft hij opgezegd tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt. De vergoeding wegens onregelmatige opzegging wordt dan ook toegewezen.
Billijke vergoeding
Nu het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, wijst de kantonrechter het verzoek om toekenning van een billijke vergoeding toe. Veronderstellenderwijze wordt ervan uitgegaan dat de arbeidsovereenkomst, indien werknemer voor vernietiging van het ontslag zou hebben gekozen, nog hooguit vijf maanden zou hebben voortgeduurd. In dat geval zou werknemer aan loon nog een bedrag van € 6541,39 bruto hebben ontvangen. Het is dan ook billijk om aan werknemer in ieder geval dit bedrag aan vergoeding toe te kennen, zij het dat daarop dan de vergoeding wegens onregelmatige opzegging in mindering moet worden gebracht. Voorts heeft werknemer gesteld en onderbouwd dat zijn uitval het gevolg is geweest van het onvoldoende betrachten van zorg door werkgever voor de arbeidsomstandigheden, hetgeen werkgever onvoldoende heeft betwist. Dit in aanmerking nemende, gevoegd bij de omstandigheden dat werkgever niet de wettelijk voorgeschreven handelwijze bij ziekte van werknemers heeft gevolgd (hij heeft geen arboarts ingeschakeld) en dat, wanneer hij dat wel zou hebben gedaan, een ontslag op staande voet waarschijnlijk niet zou hebben plaatsgevonden, wordt een billijke vergoeding ten belope van een bedrag van € 5000 bruto billijk geacht.
Verklaring voor recht
De kantonrechter wijst de verklaring voor recht dat het ontslag vernietigbaar is af.