Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Rechtbank Noord-Holland, 25 november 2016

werknemer/werkgever

Werkgever stelt ten onrechte allerlei voorwaarden in mediationtraject, waardoor werknemer zijn werkzaamheden niet (eerder) heeft kunnen hervatten. Volledige loondoorbetaling tijdens tweede ziektejaar. Op grond van goed werkgeverschap dient werkgever tijdens ziekteperiode de benzinekosten van bedrijfsauto te voldoen.

Werknemer is in 1983 in dienst getreden als commercieel medewerker. Op 24 juni 2015 is werknemer door ziekte uitgevallen. Medio 2016 adviseert de bedrijfsarts mediation aangezien de verhouding tussen partijen inmiddels verstoord is geraakt. In de zomer 2016 heeft een gesprek met een mediator plaatsvonden. Tot op heden heeft werknemer zijn werkzaamheden niet hervat. Over de maanden september en oktober is 70% van het salaris betaald. Werknemer verzoekt onder meer betaling van 30% van het netto equivalent van het salaris van € 3.561,25 bruto over de maanden september en oktober 2016 en volledige loonbetaling vanaf 1 november 2016. Ook vordert hij betaling bij wijze van voorschot van de door werknemer betaalde auto- en benzinekosten ad € 1.265,52. Werknemer voert aan dat werkgever zijn salaris over meerdere maanden niet (volledig) en stelselmatig te laat heeft betaald. Benzine- en autokosten voor de bedrijfsauto worden niet voldaan. In het gehele ziektejaar is er, op een sms met Oud en Nieuw na, geen enkel contact tussen werkgever en werknemer geweest. Door het handelen van werkgever is de relatie verstoord geraakt. Een vervolggesprek in het mediationtraject is niet tot stand gekomen, omdat het de mediator niet lukt een afspraak met werkgever te maken. Werknemer stelt dat hij ook tijdens het tweede ziektejaar recht heeft op volledige loondoorbetaling, omdat werkgever te weinig te-integratie-inspanningen heeft gepleegd.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Voldoende aannemelijk is geworden dat het niet op gang komen van de mediation in overwegende mate het gevolg is van de opstelling van werkgever. Van een werkgever mag in het mediationtraject een voortvarende en actieve opstelling worden verwacht. Het pas daarbij niet allerlei voorwaarden te stellen waaronder de mediation dient plaats te vinden. De inschatting van de bedrijfsarts was dat werknemer medisch bezien voor eind augustus 2016 weer volledig inzetbaar is in eigen of soortgelijk werk. Onder deze omstandigheden is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat werkgever zich erop zou mogen beroepen dat werknemer ook na een jaar nog altijd verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten. Aannemelijk is immers dat als werkgever tijdig werk had gemaakt van de mediation deze (veel) eerder had kunnen plaatsvinden of inmiddels zou zijn afgerond en dat werknemer in augustus 2016 zijn werkzaamheden weer had kunnen hervatten. Ook weegt mee dat werkgever niet gelijk met ingang van het tweede ziektejaar (vanaf 24 juni 2016) is overgegaan tot betaling van 70% van het loon, maar pas met ingang van september 2016. Het gevorderde restant loon over de maanden september en oktober 2016 wordt toegewezen. Over dit deel van het salaris is in beginsel de wettelijke verhoging van 50% verschuldigd. Nu werkgever in financieel zwaar weer verkeert, wordt dit gematigd tot 10%.

Over de tankkosten wordt als volgt geoordeeld. Als onbetwist staat vast dat werknemer een fiscale bijtelling voor het privégebruik van de auto moet betalen en dat werkgever altijd de overige kosten die met het privégebruik samenhangen heeft voldaan. Niet gesteld of gebleken is dat partijen andersluidende afspraken hebben gemaakt over deze kosten tijdens ziekte. Werkgever is op grond van artikel 7:611 BW gehouden de door werknemer tijdens dienst ziekte gemaakte tankkosten te voldoen.