Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werknemer
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 8 december 2016
ECLI:NL:RBMNE:2016:6610

werkgeefster/werknemer

Ontbinding arbeidsovereenkomst systeembeheerder wegens ongeschiktheid voor bedongen arbeid. Ondanks intensieve begeleiding en verbetertraject, weigert werknemer de juiste procedures te volgen.

Werknemer is sinds 1 februari 1997 in dienst, laatstelijk als Medewerker ASP-Systeembeheer. Werkgeefster verzoekt op grond artikel 7:671b lid 1 onderdeel a en artikel 7:669 lid 3 onderdeel d BW om ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Zij heeft daartoe aangevoerd dat werknemer ongeschikt is voor het verrichten van de bedongen arbeid. Zij heeft hem tijdig geïnformeerd dat hij onvoldoende functioneert en heeft hem door twee verbetertrajecten in de gelegenheid gesteld om zijn functioneren te verbeteren. Desondanks is er nog steeds sprake van disfunctioneren. De belangrijkste aspecten daarvan zijn dat werknemer zijn uren op een onjuiste wijze registreert, zijn registratie en administratie niet op een correcte wijze bijhoudt en zich niet aan de procedures houdt. Werknemer voert verweer.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Allereerst moet worden vastgesteld dat zowel gedurende de verbetertrajecten als in de periode voordien, werknemer het merendeel van zijn tijd bij werkgeefster werkzaam is geweest. De kantonrechter stelt vast dat zowel uit PVP en PVP2 als uit de verslagen die zien op de periode daarvoor blijkt dat er sprake is van klachten ten aanzien van de urenregistratie en de projectregistratie. Werknemer is daarop herhaaldelijk aangesproken, maar dit heeft, zo blijkt uit PVP en PVP2, niet tot voldoende verbetering geleid. Door werknemer is ook niet, anders dan een blote ontkenning, gemotiveerd weersproken dat er sprake is van een gebrekkige registratie. Het verwijt dat werknemer zich niet aan de procedures houdt is eveneens voldoende onderbouwd. Van werknemer mag worden verwacht dat hij, mede gezien de intensieve begeleiding, beseft dat werkgeefster grote waarde hecht aan het volgen van de juiste procedures. Niet gebleken is dat dit besef bij werknemer aanwezig is. Uit de gespreksverslagen, PVP en PVP2 blijkt voorts dat werkgeefster werknemer tijdig in kennis heeft gesteld van zijn disfunctioneren en hem in de gelegenheid heeft gesteld zijn functioneren te verbeteren. Dat werknemer stelt dat daarvan geen sprake is, vindt daarmee geen steun in de stukken. Werkgeefster heeft voldoende ruimte geboden om opleidingen te volgen. Dat werkgeefster bij de invulling van die uren de verantwoordelijkheid bij de werknemer legt, kan niet leiden tot het oordeel dat zij daarmee onvoldoende zorg voor scholing heeft betracht. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Van ernstig verwijtbaar handelen door werkgeefster is geen sprake, zodat de door werknemer verzochte billijke vergoeding wordt afgewezen.