Naar boven ↑

Rechtspraak

de korpschef van politie/werknemer
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 13 januari 2015
ECLI:NL:GHSHE:2015:44

de korpschef van politie/werknemer

Terugvordering te veel betaald loon verjaard. Erkenning van de schuld (ik kan pas over vijf jaar betalen) brengt geen afstand van beroep op verjaring met zich.

De korpsbeheerder vordert in de onderhavige zaak een bedrag van € 20.196,51 aan onverschuldigd betaalde bezoldiging (plus wettelijke rente) van werknemer. Nadat werknemer strafontslag was verleend in 2002, heeft de korpsbeheerder aanvankelijk loon doorbetaald, wegens arbeidsongeschiktheid van werknemer. Dit bleek achteraf ten onrechte te zijn geweest, nu werknemer niet arbeidsongeschikt was. In bestuursrechtelijke instanties is over het loonbesluit geprocedeerd en heeft werknemer ongelijk gekregen. Werknemer heeft zich per mail in 2007 op het standpunt gesteld dat hij het bedrag thans niet kan terugbetalen, maar per 2012 (wanneer hij pensioen krijgt) wel. Thans beroept hij zich op verjaring van de vordering. De korpsbeheerder stelt zich op het standpunt dat hij de mail uit 2007 heeft opgevat als een betalingsmoment per 2012 zodat de vordering niet verjaard is.

Het hof oordeelt als volgt. Vaststaat dat de korpsbeheerder op 3 mei 2007 werknemer heeft gesommeerd tot betaling van de onverschuldigd betaalde bezoldiging. Op deze sommatie heeft werknemer door middel van een e-mailbericht d.d. 26 mei 2007 gereageerd en het volgende bericht: ‘Over vijf jaar juli 2012 ontvang ik pensioen kan ik maandelijks een deel betalen, nu is dat niet mogelijk.’ De korpsbeheerder heeft erkend dat hij deze mail heeft ontvangen. Hij heeft tevens erkend dat na deze mail geen stuitingshandelingen zijn verricht aan de zijde van de korpsbeheerder. Op grond van het vorenstaande neemt het hof als uitgangspunt dat, nu in het onderhavige geval sprake is van onverschuldigde betaling in de zin van artikel 6:203 BW, een dergelijke vordering op grond van artikel 3:309 BW verjaart na verloop van vijf jaar. De termijn van vijf jaren begint te lopen na aanvang van de dag, volgende op die waarop de schuldeiser zowel met het bestaan van zijn vordering als met de persoon van de ontvanger is bekend geworden. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat de inhoud van het e-mailbericht van 26 mei 2007 van werknemer aan de korpsbeheerder gezien moet worden als een stuitingshandeling in de zin van artikel 3:318 BW. De korpsbeheerder stelt weliswaar dat het slechts een mededeling betreft van een moment waarop er door werknemer tot betaling kan worden overgegaan en dat dit geen aanbod tot betaling inhield, echter uit deze mededeling moet redelijkerwijs worden afgeleid dat werknemer de vordering erkende, maar dat hij op dat moment niet in staat was om de vordering te voldoen. Dit heeft tot gevolg dat de verjaring is gestuit en vanaf 27 mei 2007 een nieuwe verjaringsperiode van vijf jaar is gaan lopen. Daaraan doet niet af dat deze mededeling kennelijk voor de korpsbeheerder aanleiding heeft gevormd om vooralsnog zijn pogingen om de vordering te innen op te schorten. Een betalingsregeling kan in de betreffende e-mail ook niet worden gelezen. Nu de korpsbeheerder heeft erkend dat hij nadien geen nadere stuitingshandelingen heeft verricht kan het hof niet anders oordelen dan dat de vordering van de korpsbeheerder is verjaard op 27 mei 2012. Het hof stelt voorop dat een beroep op verjaring slechts in zeer bijzondere gevallen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn. De korpsbeheerder beroept zich op die uitzondering, maar het hof acht daartoe geen termen aanwezig. Het hof overweegt dat het feit dat de korpsbeheerder er mogelijkerwijs op vertrouwd heeft dat werknemer zich niet op verjaring zou beroepen niet afdoet aan het recht dat werknemer heeft om een beroep te doen op verjaring indien de korpsbeheerder feitelijk wenste over te gaan tot incasso van de vordering. Uit het e-mailbericht van werknemer aan de korpsbeheerder blijkt dat werknemer de verschuldigdheid van het gevorderde bedrag erkent, maar uit dit bericht kan niet worden opgemaakt dat werknemer zich bewust was van de bevoegdheid om zich op verjaring van de vordering te beroepen en dat hij hiervan afstand heeft gedaan. De enkele erkenning van het bestaan van de schuld kan immers niet zonder meer worden beschouwd als afstand van een recht om zich eventueel op verjaring te beroepen. Niet gesteld noch gebleken is dat werknemer ook afstand heeft gedaan van een beroep op verjaring.