Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgever/werkneemster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 4 juni 2014
ECLI:NL:RBMNE:2014:3036

werkgever/werkneemster

Vernietiging schuldbekentenis op grond waarvan winkelverkoopster verklaart een bedrag van in totaal € 31.000 te hebben verduisterd. Misbruik van omstandigheden.

Werkneemster is sinds 2004 als verkoopster in dienst van werkgever, een winkel in brood en banket. Werkneemster is aan de hand van camerabeelden in een gesprek geconfronteerd met de constatering dat zij geld heeft weggenomen uit de kassa. In dit gesprek heeft werkneemster verklaard dat zij gedurende ongeveer anderhalf jaar geld heeft verduisterd, te weten circa € 400 per week. Werkneemster heeft voor akkoord een brief ondertekend waarin staat dat zij per direct haar dienstverband opzegt. Tevens staat in deze brief dat werkneemster een bedrag van € 31.000 in maandelijkse termijnen van € 300 zal overmaken aan werkgever. Werkneemster heeft één maal € 600 betaald en daarna niets meer. Werkgever vordert betaling van het resterende bedrag. Werkneemster stelt dat sprake is geweest van misbruik van omstandigheden. In reconventie vordert zij vernietiging van de schuldbekentenis.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Werkneemster heeft met de ondertekening van de opzeggingsbrief een duidelijke en ondubbelzinnige handeling verricht, waaruit haar instemming met het daarin genoemde bedrag van € 31.000 is gebleken. Werkgever mocht er dan ook op vertrouwen dat zij met dit bedrag heeft ingestemd. Werkneemster beroept zich echter terecht op de vernietiging van deze instemming. Als onbetwist staat vast dat werkneemster niet van tevoren op de hoogte is gesteld dat er een gesprek met haar zou plaatsvinden en wat het onderwerp van het gesprek zou zijn. Werkneemster is tijdens dit gesprek voor het eerst geconfronteerd met het vermoeden dat zij gedurende enige tijd geld heeft ontvreemd uit de kassa’s. Voorts is sprake geweest van een ongelijkwaardige verhouding tussen partijen tijdens dit gesprek. Namens werkgever waren drie personen aanwezig die tevens in hiërarchie hoger stonden dan werkneemster, terwijl werkneemster alleen was. Onder deze omstandigheden werd zij geconfronteerd met de ontdekking van de door haar gepleegde diefstal, waardoor zij zich – weliswaar door eigen toedoen – in een benarde positie bevond. Daarbij is (als onbetwist vast komen te staan dat) het gesprek enkele malen stilgelegd, met de opzet dat werkneemster kon nadenken over de juistheid van de door haar tot dan toe afgelegde verklaringen. Werkgever heeft daarmee (wellicht onbedoeld) enige druk op werkneemster uitgeoefend om een voor werkgever meer acceptabele verklaring te verkrijgen, waarna de brief is ondertekend. Deze druk is alleen maar toegenomen door tijdens dit gesprek te informeren naar de bezittingen van werkneemster, waardoor bij haar vrees voor haar toekomst is opgewekt. Nu de schuldbekentenis is vernietigd, wordt werkgever in de gelegenheid gesteld te bewijzen hoeveel schade is geleden.