Rechtspraak
Unex B.V./werknemer c.s.
Werknemer is per 1 januari 2012 voor onbepaalde tijd in dienst getreden van Unex, in de functie van medewerker R&D/Tooling. In de arbeidsovereenkomst is een concurrentie-, relatie- en geheimhoudingsbeding opgenomen. De arbeidsovereenkomst tussen Unex en werknemer is beëindigd per 1 juni 2013 middels een beëindigingsovereenkomst. In de beëindigingsovereenkomst is bepaald dat werkgever werknemer zal houden aan het concurrentie- en relatiebeding. Partijen hebben elkaar over en weer finale kwijting verleend. Werknemer heeft op 10 september 2013 Vucom opgericht, welke vennootschap zich net als Unex (o.m.) bezighoudt met het vervaardigen van vuurvaste producten. Unex vordert kort gezegd werknemer te veroordelen om zich te onthouden van het overtreden van het relatiebeding (in het non-concurrentie- en relatiebeding), alsmede het geheimhoudingsbeding, op straffe van een dwangsom. Vucom dient volgens Unex veroordeeld te worden om zich te onthouden van het in welke vorm dan ook meewerken aan c.q. profiteren van voormelde overtredingen door werknemer, op straffe van een dwangsom.
De voorzieningenrechter acht zich bevoegd kennis te nemen van de onderhavige vorderingen, ondanks de woonplaats van werknemer in België. Werknemer is verschenen en hij heeft de bevoegdheid van de voorzieningenrechter niet betwist, zodat de voorzieningenrechter in elk geval bevoegd is gelet op artikel 24 EEX-Verordening. Partijen hebben Nederlands recht van toepassing verklaard. Werknemer heeft gemotiveerd gesteld dat het geheimhoudingsbeding is komen te vervallen en de voorzieningenrechter is dat voorshands met hem eens. Het geheimhoudingsbeding is in de beëindigingsovereenkomst niet genoemd en partijen hebben elkaar over en weer finale kwijting verleend. Ten aanzien van de vorderingen op grond van het relatiebeding heeft werknemer gesteld dat hij dit beding niet heeft overtreden. Voldoende vast staat dat werknemer na de aanschrijving van Unex in de buitengerechtelijke fase afstand heeft gedaan van het zaakvoerderschap en zijn aandelen in Vucom heeft overgedragen. Vanaf 1 april 2014 is in elk geval geen sprake meer van overtreding van het relatiebeding. De vorderingen die zien op toekomstige overtreding van het relatiebeding worden afgewezen. Unex heeft onvoldoende gesteld ten aanzien van verbeurde boetes voor 1 april 2014. De voorzieningenrechter is tevens bevoegd van de vordering van Unex jegens Vucom kennis te nemen gelet op artikel 5 lid 3 van de EEX-Verordening en van toepassing is het Nederlands recht gelet op artikel 4 van Rome II (Verordening EG 864/2007). Gelet op de onweersproken stelling dat werknemer na 1 april 2014 geen enkele band meer heeft met Vucom valt niet in te zien op welke grond Vucom thans (nog) onrechtmatig zou handelen. De vorderingen, die zien op de toekomst, worden afgewezen.