Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Almelo), 27 maart 2014
ECLI:NL:RBOVE:2014:1847
werknemer/Ten Cate Enbi International B.V.
Werknemer is op 15 april 2002 als groepsdirecteur in dienst getreden bij Ten Cate. In 2009 is een beëindigingsovereenkomst tussen partijen overeengekomen. Overeengekomen is dat werknemer zijn recht tot uitoefening van de aan hem toegekende onvoorwaardelijke optierechten over 2005 en 2006 behoudt. Begin 2012 wenst werknemer zijn optierechten over 2005 uit te oefenen. Ten Cate weigert dit vanwege vermeende belangenverstrengeling. Kern van het geschil betreft de vraag of werknemer zijn bij de beëindigingsovereenkomst verkregen optierechten nog kan c.q. mag uitoefenen, meer specifiek of de expiratiedata van de uitoefening van de optierechten al dan niet zijn verstreken, en of Ten Cate gehouden is tot nakoming van haar daartoe strekkende verplichtingen, dan wel tot betaling van vervangende schadevergoeding.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Werknemer stelt dat partijen zijn overeengekomen dat hij zijn optierechten over 2005 tot en met 14 februari 2014 kon uitoefenen en dat hij zijn optierechten over 2006 nog tot en met 19 maart 2015 kan uitoefenen. Ten Cate betwist dat partijen dit zijn overeengekomen. De optierechten over 2005 zijn op 14 februari 2013 vervallen en de optierechten over 2006 kunnen tot en met 19 maart 2014 worden uitgeoefend door werknemer. De vraag wat partijen onderling exact zijn overeengekomen over de uitoefenduur van de optierechten dient te worden beantwoord via uitleg aan de hand van de in de rechtspraak van de Hoge Raad ontwikkelde Haviltex-maatstaf. Geoordeeld wordt dat de door werknemer bepleite uitleg van de beëindigingsovereenkomst ruimschoots de meest aannemelijke is. Meegewogen wordt dat uitvoerig onderhandeld is over de beëindigingsafspraken en partijen zich hebben laten bijstaan door juridisch deskundigen. De afspraken zijn neergelegd in een vaststellingsovereenkomst. Voor de optierechten over 2005 geldt dat de uitoefenduur daarvan is verstreken op 13 februari 2014. Werknemer kan aanspraak maken op vervangende schadevergoeding. Werknemer heeft tijdig, op 31 januari 2014, een orderformulier ingediend bij Ten Cate voor uitoefening van zijn optierechten over 2005 en Ten Cate heeft die indiening geweigerd. De voorzieningenrechter stelt voorop dat hij – gelet op de uiteenlopende stellingen en de beperkingen van de kortgedingprocedure – niet zal treden in een beoordeling van de vraag van welke slotkoers moet worden uitgegaan, met andere woorden welke datum als peildatum moet worden aangemerkt voor het bepalen van de omvang van de schade. Vast staat tussen partijen dat de slotkoers op 31 januari 2014 € 23,72 bedroeg en dat Ten Cate werknemer in het minnelijke traject een bedrag van € 26.340 heeft aangeboden. Een bedrag ter hoogte van € 26.340 aan schadevergoeding is toewijsbaar.