Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemers/werkgeefster
Rechtbank Oost-Nederland, 8 januari 2013
ECLI:NL:RBONE:2013:BZ0907

werknemers/werkgeefster

Drie werknemers vorderen in dezelfde procedure achterstallig loon van voormalig werkgeefster. Handelwijze partijen voldoet niet aan wat uit oogpunt van goede procesorde (overzichtelijkheid, hoor en wederhoor) mag worden verwacht. Kantonrechter splits procedure ambtshalve in drie afzonderlijke procedures

Drie werknemers vorderen in de onderhavige procedure ieder voor zich achterstallig loon van hun voormalig werkgeefster. De kantonrechter stelt voorop dat er geen wettelijk voorschrift is die zo’n cumulatie verbiedt maar ingevolge de jurisprudentie (vgl. o.m. HR 27 oktober 1978, NJ 1980, 102) is het de rechter toegestaan een aldus aanhangig gemaakte procedure – op verlangen van een partij of ambtshalve – te splitsen op de grond dat tussen de vorderingen geen zodanige samenhang bestaat, dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen. Daarbij dient in de regel ervan uit te worden gegaan dat een goede procesorde – uit oogpunt van procesrechtelijke economie, overzichtelijkheid en fair play – afzonderlijke berechting eist. Vast moet worden gesteld dat werknemers bij de dagvaarding hun individuele vorderingen nog afzonderlijk hebben toegelicht en voorts dat per werknemer is verwezen naar ieders, individueel betreffende producties. Bij hun conclusie van repliek hebben werknemers dat onderscheid nagelaten en slechts gezamenlijk verwoorde stellingen ingenomen, zonder te verduidelijken of de betreffende stelling hen allen dan wel slechts één of twee zou aangaan. Voorts moet worden vastgesteld dat werkgeefster – wellicht daartoe verleid door samenvoeging door werknemers van hun vorderingen in één processtuk – bij conclusie van antwoord noch bij conclusie van dupliek enig onderscheid maakt naar de individuele vordering van de betreffende ex-werknemer. Zij heeft evenmin in enigerlei zin kenbaar gemaakt dat al haar argumenten gelijk gelden tegen de vorderingen van alle werknemers. Voormelde handelwijze van partijen beantwoordt in onvoldoende mate aan wat van hen uit oogpunt van goede procesorde – meer in het bijzonder overzichtelijkheid en het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor, als neergelegd in artikel 19 Rv – mocht worden verwacht, zodat de kantonrechter het ambtshalve passend en geboden acht om de procedure te splitsen in drie afzonderlijke procedures.