Naar boven ↑

Rechtspraak

gewezen bestuurder/Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het notariaat
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 2 oktober 2012
ECLI:NL:GHLEE:2012:BX9175

gewezen bestuurder/Stichting Bedrijfspensioenfonds voor medewerkers in het notariaat

Gewezen bestuurder in persoon aansprakelijk voor niet-afdragen pensioenpremies wegens verzuim melding van betalingsonmacht conform Besluit meldingsregeling Wet Bpf 2000

X was tot 5 mei 2005 als notaris verbonden aan X & Partners notarissen en mediators B.V. X & Partners is op 5 mei 2005 ontbonden. Haar enig aandeelhouder en bestuurder was Choses de la Campagne Administration B.V. (hierna: Campagne), waarvan X weer enig aandeelhouder en bestuurder is. BPF voert de pensioenregeling uit voor medewerkers van notariskantoren. Voor deze medewerkers is deelneming in BPF verplicht op grond van een Verplichtstellingsbesluit. BPF heeft X & Partners in gebreke gesteld voor niet afdragen van pensioenpremies. Uiteindelijk heeft BPF X in persoon aansprakelijk gesteld voor de schade. De kantonrechter heeft met betrekking tot de hoofdelijke aansprakelijkheid van X overwogen dat X als bestuurder op grond van artikel 23 lid 1 in samenhang met lid 5 en lid 6 sub d van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (hierna: Wet Bpf 2000) hoofdelijk aansprakelijk is voor de aan BPF door X & Partners, alsmede Campagne verschuldigde premies. Nu laatstgenoemden met betaling in gebreke zijn gebleven, is X aansprakelijk voor de achterstallige premies. Aan die aansprakelijkheid doet niet af dat X & Partners niet meer bestaat. Op grond van artikel 23 lid 6 sub a jo. sub d Wet Bpf 2000 blijft ook de gewezen bestuurder, tijdens wiens bestuur de schuld wegens achterstallige bijdragen is ontstaan, daarvoor hoofdelijk aansprakelijk, aldus de kantonrechter. Tegen dit oordeel keert X zich in hoger beroep.

Het hof oordeelt als volgt. Op grond van artikel 23 lid 2 Wet Bpf 2000 hadden X & Partners en Campagne hun betalingsonmacht onverwijld schriftelijk aan BPF moeten meedelen en daarbij ingevolge artikel 2 lid 3 van het Besluit meldingsregeling Wet Bpf 2000 (hierna: het Besluit) inzicht moeten geven in de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de bijdrage niet kan worden betaald. X was als (middellijk) bestuurder bevoegd om namens de ondernemingen aan deze verplichting te voldoen. Indien de ondernemingen op juiste wijze aan deze verplichting zouden hebben voldaan, is X ingevolge artikel 23 lid 3 Wet Bpf 2000 aansprakelijk indien aannemelijk is dat het niet betalen van de bijdragen het gevolg is van aan hem te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur in de periode van drie jaar voorafgaand aan de mededeling. Stelplicht en bewijslast rusten in dat geval op BPF. Indien de ondernemingen niet of niet op juiste wijze aan hun mededelingsplicht hebben voldaan, is X ingevolge artikel 23 lid 4 Wet Bpf 2000 aansprakelijk, met dien verstande dat vermoed wordt dat de niet-betaling aan hem is te wijten. Op grond van de laatste volzin van laatstgenoemde bepaling wordt X tot de weerlegging van dat vermoeden slechts toegelaten indien hij aannemelijk maakt dat het niet aan hem te wijten is dat de ondernemingen niet aan hun mededelingsplicht hebben voldaan. X heeft tijdige mededeling verzuimd, zodat hij aansprakelijk is. Volgt bekrachtiging van het vonnis van de kantonrechter.