Naar boven ↑

Rechtspraak

Royal Cab/werknemer
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 8 juni 2010
ECLI:NL:GHLEE:2010:BM8362

Royal Cab/werknemer

Ontslag op staande voet wegens afwezigheid nietig. Vixia-arrest. Wel matiging loonvordering wegens wanverhouding loonvordering ten opzichte van duur dienstverband

Werknemer is op 1 september 2009 voor bepaalde tijd (twaalf maanden) als taxichauffeur in dienst getreden van werkgever. Op 28 december 2009 heeft werkgever werknemer gewaarschuwd wegens ongeoorloofde afwezigheid. In een email bevestigt de werkgever dat de volgende overtreding van het bedrijfsreglement of handelingen in strijd met het goed werknemerschap zal leiden tot ontslag op staande voet. Werknemer heeft zich op 1 januari 2010 omstreeks 22.00 uur tijdens zijn dienst ziek gemeld bij de centralist. Deze ziekmelding is bij de overdracht van het werk van de centralist verloren gegaan. Op 3 januari 2010 wordt werknemer op staande voet ontslagen wegens ongeoorloofde afwezigheid op 2 januari 2010. Werknemer heeft de nietigheid van het ontslag ingeroepen en een loonvordering ingesteld. De kantonrechter heeft de vorderingen van werknemer toegewezen. Werkgever stelt zich op het standpunt dat werknemer sinds 1 oktober 2009 in dienst is van Groninger Taxi Centrale BV zodat hij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de onderhavige procedure.

Het hof oordeelt als volgt. Tegenover de betwisting door werknemer dat hij per 1 oktober 2009 in dienst is getreden bij Groninger Taxi Centrale B.V., heeft werkgever – mede in het licht van de op de werkgever rustende informatieverplichtingen ex artikel 7:655 lid 1 sub a BW – nagelaten om de door hem gestelde wijziging van werkgeverschap van een deugdelijke onderbouwing te voorzien. Dat op de drie door werkgever overgelegde loonstroken Groninger Taxi Centrale B.V. als werkgever is vermeld, is naar 's hofs voorlopig oordeel onvoldoende om daaruit af te kunnen leiden dat die vermelding juist is. Bovendien heeft werkgever niets aangevoerd waaruit zou kunnen blijken dat [geïntimeerde] expliciet of stilzwijgend met een gewijzigd werkgeverschap heeft ingestemd. Met de kantonrechter is het hof voorts van mening dat het ontslag op staande voet nietig is. Ten overvloede wordt nog overwogen dat de enkele weigering van een werknemer de door de werkgever vastgestelde redelijke voorschriften omtrent melding van en controle bij ziekteverzuim na te leven niet een dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW oplevert (vgl. HR 8 oktober 2004, NJ 2007, 480). De loonvordering wordt toegewezen. Ingevolge artikel 7:680a BW is de rechter echter bevoegd om een vordering tot doorbetaling van loon die gegrond is op vernietigbaarheid van de opzegging van de arbeidsovereenkomst – ook ambtshalve – te matigen, indien toewijzing in de gegeven omstandigheden tot onaanvaardbare gevolgen zou leiden. Bij de toepassing van deze bevoegdheid tot matiging dienen alle bijzonderheden van het geval in aanmerking te worden genomen (vgl. HR 16 april 2010, NJ 2010, 228 en HR 19 januari 2001, NJ 2001, 264). In aanmerking genomen dat onverkorte toewijzing van de loonvordering een wanverhouding in het leven roept tussen de periode waarin daadwerkelijk is gewerkt en het tijdvak waarover het loon wordt gevorderd, afgezet tegen de korte duur van het feitelijke dienstverband, en het feit dat werknemer zich onvoldoende heeft ingespannen om elders aan de slag te komen en, naar hij heeft verklaard, zelfs een concrete kans op ander – vergelijkbaar – werk aan zich voorbij heeft laten gaan, terwijl dat bedoelde andere werk ook nog steeds voor hem beschikbaar is, valt naar 's hofs voorlopig oordeel niet aan te nemen dat de bodemrechter de loondoorbetaling als door werknemer gevorderd, zonder meer zal toewijzen. In de hiervoor geschetste omstandigheden ziet het hof dan ook aanleiding de loonvordering te matigen en toe te wijzen tot 1 juni 2010. De wettelijke verhoging zal worden beperkt tot 15%.