Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Brabant Expres
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22 juli 2010
ECLI:NL:RBBRE:2010:BN2159

werknemer/Brabant Expres

Buschauffeur handelt bewust roekeloos door touringbus met daggeld onbeheerd achter te laten in Parijs

Werknemer is op 1 augustus 2008 in dienst getreden van Brabant Expres. Op 5 november 2008 is werknemer op non-actief gesteld, vanwege het feit dat hij meermalen geld uit de meerdaagse envelop heeft gehaald, zonder verantwoording af te (kunnen) leggen waarvoor die gelden zijn gebruikt, alsmede vanwege het feit dat er een grote som geld is gestolen tijdens een busrit in Parijs, nadat werknemer het geld onbeheerd in een niet-afgesloten bus had achtergelaten. De arbeidsovereenkomst is van rechtswege geëindigd op 1 december 2008. Werknemer vordert thans uitbetaling van niet-genoten vakantiedagen en vakantietoeslag. Brabant Expres vordert betaling van de diefstalschade. Volgens Brabant Expres is sprake van bewuste roekeloosheid ex artikel 7:661 BW.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Anders dan Brabant Expres stelt, is er geen sprake van verjaring of rechtsverwerking. In beginsel is de vordering van werknemer toewijsbaar, tenzij sprake is van een rechtsgeldige verrekening met de schadevordering die Brabant Expres op werknemer meent te hebben. Dienaangaande wordt het volgende overwogen. De schade als gevolg van het niet overleggen van fiscaal geaccepteerde BTW-bonnen voor maaltijdvergoedingen wordt slechts gedeeltelijk toegewezen. Voor een bewust roekeloos handelen in de zin van artikel 7:661 BW is volgens vaste rechtspraak vereist dat werknemer, tijdens de hem verweten gedraging (te weten: het achterlaten van geld in een niet afgesloten bus) zich daadwerkelijk bewust was van het roekeloze karakter van die gedraging. Daarvan is eerst sprake indien werknemer, hoewel hij zich ervan bewust was dat de kans dat de diefstal zich zou verwezenlijken aanzienlijk groter was dan de kans dat dit niet zou gebeuren, zich daardoor niet heeft laten weerhouden. Van een chauffeur aan wie tijdens meerdaagse busreizen (aanzienlijk) geldbedragen en waardevolle spullen worden toevertrouwd, mag worden verlangd dat hij daarmee uiterst zorgvuldig omgaat. Door niet te vergewissen of het geld was opgeborgen bij het verlaten van de bus, heeft de werknemer onzorgvuldig gehandeld. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat de kans op diefstal in een stad als Parijs niet denkbeeldig is. Dat – zoals werknemer stelt – het slot van de bus defect was, neemt deze onzorgvuldigheid niet weg. Werknemer heeft het kapotte slot voor lief genomen en de bus niettemin met een daarin aanwezig (niet gering) geldbedrag in een grote stad onbeheerd achtergelaten, waarmee hij bewust de aanzienlijke kans aanvaardde dat die gelden gestolen zouden worden en Brabant Expres schade zou lijden. De werknemer dient deze schade te vergoeden. Het handelen in strijd met de chauffeursinstructie terzake van de excursie naar Versailles kan niet worden verhaald op werknemer, omdat hij heeft gehandeld conform de wensen van de toeristen.

Na verrekening dient werknemer nog ruim € 600 aan Brabant Expres te betalen.