Rechtspraak
Werknemer (54 jaar) is op 8 maart 2002 in dienst getreden van werkgever, een internationaal transportbedrijf. Werknemer was werkzaam op de afdeling Onderhoud in de functie van facilitair medewerker. Zijn werkzaamheden bestonden grotendeels uit schoonmaakwerkzaamheden en andersoortig werk. Vanaf 21 oktober 2008 is werknemer arbeidsongeschikt wegens ziekte. Werkgever heeft met toestemming van het UWV WERKbedrijf de arbeidsovereenkomst opgezegd wegens bedrijfseconomische reden (opheffing afdeling Onderhoud). Werknemer beroept zich op het opzegverbod wegens ziekte en vordert loon. Werkgever stelt zich op het standpunt dat het opzegverbod wegens ziekte niet geldt op grond van artikel 7:670b BW.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Met werknemer is de kantonrechter voorshands van oordeel dat de afdeling Onderhoud kan worden aangemerkt als een onderdeel van de onderneming in de zin van artikel 7:670b lid 2 BW. Daarvoor is niet vereist dat die afdeling in het maatschappelijk verkeer als een zelfstandige eenheid is opgetreden of onder een eigen (afdelings)leiding heeft gestaan, doch daarvoor is voldoende dat de afdeling een duurzaam georganiseerde economische entiteit heeft gevormd, waarin ondernemingsactiviteiten hebben plaats gevonden. Daaraan heeft de afdeling Onderhoud naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter voldaan. Omdat werknemer ongeveer drieënhalf uur van zijn (achturige) werkdag aan werkzaamheden heeft besteed die niet tot de afdeling Onderhoud zijn te herleiden, kan niet alleen worden geoordeeld dat werknemer niet uitsluitend voor de afdeling Onderhoud heeft gewerkt maar ook dat hij niet in hoofdzaak voor deze afdeling werkzaam was. Omdat het tweede lid van artikel 7:670b BW een uitzondering maakt op het opzegverbod bij ziekte, een belangrijk onderdeel van de ontslagbescherming, dient deze bepaling zodanig restrictief te worden uitgelegd dat de uitzondering niet ook reeds toepassing vindt in het geval in overwegende mate voor het beëindigde onderdeel is gewerkt. Ook indien, zoals hier, een qua werkbelasting substantieel gedeelte van de werkzaamheden elders zijn verricht, brengt de strekking van artikel 7:670b lid 2 BW - dat de bedoelde ‘ontslagbescherming zin heeft verloren indien ondernemings-activiteiten geheel beëindigd worden’ (Kamerstukken II 1996/97, 25263, nr. 3, p. 26) - mee dat voor een uitzondering op het opzegverbod geen plaats is.
Volgt toewijzing loonvordering werknemer.