Naar boven ↑

Rechtspraak

Ontbinding arbeidsovereenkomst na opheffing onderzoeksafdeling leidt tot C=2 wegens schending goed werkgeverschap

Werknemer (45 jaar) heeft van 1998 tot 2003 samen met de Radboud Universiteit een onderneming opgericht waarin alle intellectuele eigendomsrechten van een groot onderzoeksproject zijn ondergebracht. Werknemer en Radboud waren beide aandeelhouder van deze onderneming. In 2004 is deze onderneming overgedragen aan Henogen (een Belgisch biotechbedrijf). Werknemer is op 1 januari 2005 in dienst getreden van Henogen. Werknemer is hoofd van de afdeling Research:Development (R:D). In maart 2009 heeft Henogen het besluit genomen om niet langer binnen de eigen groep medicijnen te ontwikkelen. Henogen heeft besloten om de gehele R:D-afdeling, waarbinnen werknemer werkt, op te heffen. Thans verzoekt Henogen ontbinding van de arbeidsovereenkomst met C=1. Werknemer voert verweer.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Het is de beleidsvrijheid van Henogen als ondernemer om te besluiten een afdeling te sluiten. Dat de grondslag hiervan gelegen is om een hogere overnameprijs, althans een overname te realiseren, leidt niet tot een ander oordeel. Dit is wel het geval als geen redelijk denkend ondernemer aldus zou handelen. Werknemer heeft echter geen feiten en omstandigheden gesteld dat dit het geval zou kunnen zijn. Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt dan ook toegewezen. De aangenomen grondslag van de ontbinding rechtvaardigt in beginsel een ontbindingsvergoeding met C=1. In casu acht de kantonrechter echter van belang dat de onderzoeksafdeling in feite het geesteskindje van werknemer is. Door deze afdeling te sluiten terwijl werknemer niet in staat is het onderzoek alleen te verrichten, handelt Henogen in strijd met het goed werkgeverschap. Derhalve is een C=2 gerechtvaardigd. Dit laat onverlet dat werknemer in een andere procedure alsnog zijn contractuele rechten op intellectuele eigendommen kan claimen.