Naar boven ↑

Rechtspraak

Loonvordering en wettelijke verhoging afgewezen wegens verrekening achterstallig loon met schadevergoedingsvordering werkgever

Werknemer is op 9 september 2008 op staande voet ontslagen wegens meervoudige diefstal en verduistering van goederen van werkgever en diens klanten. De meervoudige strafkamer heeft werknemer veroordeeld tot negen maanden hechtenis een schadevergoedingsmaatregel opgelegd alsmede een civiele vordering toegewezen. Thans vordert werknemer achterstallig loon. Werkgever beroept zich op verrekening onder verwijzing naar de toegewezen civiele vordering door de strafrechter. Volgens werknemer kan de werkgever zich niet op verrekening beroepen.

De kantonrechter oordeelt als volgt. Aangezien de civiele vordering krachtens de onherroepelijkheid van het strafvonnis eveneens onherroepelijk is en hoger dan de salarisaanspraak van werknemer, kan werkgever zich met succes op verrekening beroepen. Dit beroep voldoet immers aan de vereisten van artikel 6:136 BW: de gegrondheid van het verweer is op een (buitengewoon) eenvoudige wijze vast te stellen. De kantonrechter overweegt dat slechts verrekend hoeft te worden met het loonbedrag van € 954,14. De verhoging ex 7:625 BW is naar het oordeel van de kantonrechter niet verschuldigd geworden, omdat op het moment waarop de loonvordering opeisbaar werd, de datum van ontslag op staande voet, aan de kant van werkgever een tegenvordering ter zake van schadevergoeding bestond die met het gehele verschuldigde loon verrekenbaar was, omdat artikel 7:632 BW toepassing miste. Er is geen te late loonbetaling als bedoeld in artikel 7:625 BW, zodat elk beroep op dit artikel faalt. Om dezelfde reden kan er ook geen wettelijke rente verschuldigd zijn.

Volgt afwijzing vordering werknemer.