Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer (59 jaar) is met ingang van 1 augustus 2000 werkzaam geweest bij Santrade als magazijnmedewerker. In 2002 raakt werknemer via een collega besmet met tuberculose (TBC). De behandeling van deze TBC wordt echter bemoeilijkt vanwege het feit dat werknemer tevens lijdt aan epilepsie. Door de medicatie tegen TBC neemt zijn epilepsie toe en valt hij uit wegens ziekte. Werknemer vordert schadevergoeding van zijn werkgever wegens schending van haar zorgplicht jegens werknemer. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen en geoordeeld dat sprake was van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. In 2005 is werknemer wegens langdurige arbeidsongeschiktheid ontslagen. In een afzonderlijke procedure is het ontslag kennelijk onredelijk geoordeeld en is werknemer een schadevergoeding toegekend.

Het hof oordeelt als volgt. Anders dan Santrade aanvoert is het hof voorshands van oordeel dat er onvoldoende aanwijzingen bestaan dat de epileptische aanvallen van werknemer zijn verergerd door een andere oorzaak dan door het slikken van de tuberculostatica. Voor de verdere beoordeling van de zaak gaat het hof er dan ook voorshands van uit dat de arbeidsongeschiktheid van werknemer werkgerelateerd is. In het onderhavige geval is sprake van een werknemer van - ten tijde van het ontslag - vijfenvijftig jaar oud, langdurig arbeidsongeschikt geworden voor zijn eigen werkzaamheden als gevolg van een besmetting met een tuberculosebacterie, opgelopen op het werk, welke heeft geleid tot een algehele achteruitgang van zijn gezondheidssituatie. De opzegging leidt tot een duurzame inkomensachteruitgang voor werknemer. De mogelijkheid andere werkzaamheden te vinden moet gezien de leeftijd van werknemer en zijn beperkingen gering worden geacht. Met de rechtbank acht het hof, alle omstandigheden in aanmerking nemend, het opzeggen van de arbeidsovereenkomst met werknemer zonder het betalen van enige aanvullende vergoeding kennelijk onredelijk. Dat in het geval van werknemer geen sprake is van een langdurig dienstverband maakt dit naar het oordeel van het hof niet anders. Het betoog van Santrade dat voor het aannemen van kennelijke onredelijkheid van een ontslag in het geval van arbeidsongeschiktheid van de werknemer sprake moet zijn van het verrichten van zware arbeid gedurende vele jaren is onjuist en berust op een verkeerde lezing van het arrest HR 3 december 2004, NJ 2005, 119 (Van Ree/Damco) waarnaar Santrade verwijst. Het enkele feit dat Santrade niet is tekortgeschoten in haar zorgplicht uit hoofde van artikel 7:658 BW, zoals de rechtbank heeft geoordeeld, betekent niet dat het door Santrade aan werknemer verleende ontslag niet kennelijk onredelijk kán zijn. De hoogte van de vergoeding wordt vastgesteld conform de kennelijk onredelijk ontslagformule. Santrade wordt in de gelegenheid gesteld het causaal verband tussen de werkzaamheden en de schade te ontkrachten.

Volgt aanhouding van de zaak.

(Red.: Het onderhavige arrest is reeds eerder gepubliceerd onder LJN: BF6960)