Rechtspraak
Aan NHTV is te bewijzen opgedragen dat met werkneemster voorafgaande aan het sluiten van de arbeidsovereenkomst is gecommuniceerd door de voorzitter van het college van bestuur van de hogeschool, de heer Y., dat met haar een standaardovereenkomst zou worden gesloten en dat bepaalde aspecten, zoals een bovenwettelijke uitkering, niet op haar van toepassing waren. Het hof acht NHTV niet is de bewijslevering geslaagd. De getuige Y., voorzitter college van bestuur van NHTV, heeft verklaard dat in het gesprek gezegd is dat een standaardarbeidsovereenkomst zou worden opgemaakt zoals die bij NHTV gebruikelijk is. Deze verklaring van de getuige Y. betreft een verklaring van een partijgetuige als bedoeld in artikel 164 Rv. De door hem als getuige afgelegde verklaring kan daarom alleen bewijs in het voordeel van NHTV opleveren, indien aanvullend bewijs voorhanden is dat zodanig sterk is en zulke essentiƫle punten betreft dat het zijn verklaring voldoende geloofwaardig maakt (zie onder meer: HR 7 april 2000, NJ 2001,32). Dergelijk aanvullend bewijs ontbreekt, zodat het bewijs niet is geleverd. Nu het bewijs niet is geleverd, concludeert het hof, evenals de kantonrechter, dat werkneemster krachtens aanvullende overeenkomst aanspraak heeft op de bovenwettelijke uitkering.