Rechtspraak
Werknemer verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst nadat de werkgever toestemming heeft verleend gekregen van de CWI de arbeidsovereenkomst met werknemer op te zeggen.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Het is, in 1953, de bedoeling van de wetgever geweest om de wettelijke regeling van de ontbinding wegens gewichtige redenen wat soepeler te maken, met name door geen limitatief opgesomde soorten van omstandigheden meer te eisen, maar alle veranderingen in aanmerking te (kunnen) laten komen. Dat wil niet zeggen dat de betekenis van deze verruiming in zou houden dat de rechter nu wegens ieder later optredend wissewasje de dienstbetrekking zou kunnen ontbinden, aldus Levenbach (M.G. Levenbach, Het nieuwe burgerlijkrechtelijke ontslagrecht, Samsom, Alphen aan den Rijn, 1954, blz. 83). De rechter heeft wel iets grotere vrijheid gekregen, maar de onder de oude wet (van 1909-1953) gehanteerde andere elementen dan de uitbreiding van de omstandigheden van ontbinding zijn ongewijzigd gebleven. Met name blijft, aldus Levenbach, dat de veranderingen zodanig gewicht moeten hebben dat de billijkheid eist dat de dienstbetrekking dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen en dat dus onbillijk zou zijn te eisen dat het regelmatig einde wordt afgewacht. De bedoeling is niet geworden dat ieder die graag tussentijds van die betrekking af wil en daartoe een verzoek volgens art. 1639w doet, daarin zou slagen. Naar een kernachtige uitdrukking van mr. J. Mannoury (Sociale Zekerheidsgids, mei 1954 blz. 321) is het ontbindingsrecht een bescherming tegen kennelijk onredelijk niet-ontslag.
Indien derhalve door Agis Zorgverzekeringen op grond van artikel 6 BBA toestemming van de CWI is gevraagd en deze ook is verkregen en vervolgens de arbeidsovereenkomst met gebruikmaking van die vergunning is opgezegd en de opzegtermijn is gaan lopen, kan een door de werknemer ingediend verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een vergoeding niet meer worden toegewezen, indien niet zeer bijzondere omstandigheden worden aangevoerd. Deze kunnen er naar het oordeel van de kantonrechter niet uit bestaan dat enkel nog een vergoeding moet worden verstrekt en zodoende een vordering op grond van artikel 7:681 BV uit kennelijk onredelijke opzegging (en een schadevergoeding) kan worden vermeden.
Omdat geen sprake is van zeer bijzondere omstandigheden, dient werknemer ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek, maar dient het verzoek te worden afgewezen.