Naar boven ↑

Rechtspraak

Appellant heeft geen recht op een ZW-uitkering. Er is sprake geweest van zorgvuldig verricht medisch onderzoek. Aan het besluit van UWV waarin wordt vastgesteld dat appellant onder de doelgroep van de banenafspraak (Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten) valt, komt geen doorslaggevende betekenis toe.

Appellant is als werkvoorbereider werkzaam wanneer hij zich per 12 januari 2009 ziek meldt vanwege een auto-ongeval. Ne een hersteldmelding in januari 2010 werkt appellant niet meer, omdat zijn werkgever geen werk beschikbaar heeft. Zijn dienstverband wordt beëindigd en UWV brengt appellant per 1 april 2010 in aanmerking voor een WW-uitkering. Appellant meldt zich op 28 september 2012 ziek vanwege toegenomen lichamelijke en psychische klachten. De (staf)verzekeringsarts acht appellant per voornoemde datum geschikt voor de laatst verrichte arbeid in de functie van werkvoorbereider. Vervolgens stelt UWV bij besluit van 22 oktober 2012 vast dat appellant met ingang van 28 september 2012 geen recht heeft op een ZW-uitkering. UWV verklaart het bezwaar van appellant tegen het besluit van 22 oktober 2012 ongegrond. De rechtbank verklaart het beroep van appellant eveneens ongegrond. In hoger beroep herhaalt appellant dat hij per 28 september 2012 niet in staat was om het werk als werkvoorbereider te verrichten. Ter zitting benadrukt appellant dat de diagnose depressieve klachten niet eerder dan in 2012 is gesteld. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant een besluit van UWV van 19 augustus 2015 inclusief de onderliggende stukken overgelegd. In dit besluit wordt vastgesteld dat appellant onder de doelgroep van de banenafspraak valt.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd vormt geen aanleiding anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan. Er is sprake geweest van een zorgvuldig verricht medisch onderzoek. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen van UWV blijkt dat het dossier is bestudeerd, dat appellant is onderzocht, dat informatie van de behandelend sector bij de beoordeling van de belastbaarheid van appellant is meegewogen en dat daarover op inzichtelijke wijze is gerapporteerd.

Met de rechtbank wordt geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk en overtuigend heeft gemotiveerd waarom de in beroep overgelegde stukken van een neuroloog en medisch adviseur geen aanleiding hebben gegeven om tot een ander oordeel te komen. De neuroloog heeft namelijk het ontbreken van neurologische afwijkingen bevestigd. Hij heeft, zij het met de kanttekening dat hij geen psychiater is, ook opgemerkt dat hij geen psychiatrisch beeld heeft kunnen vaststellen. De diagnose van de neuroloog is chronische tendomyogene pijnklachten. Ter bestrijding van die klachten staat hij een activerend beleid voor. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gesteld dat de medisch adviseur (te) veel waarde hecht aan de in 2012 gestelde diagnose lichte depressieve stoornis. Hij heeft navolgbaar toegelicht dat de psychische klachten ook altijd een rol hebben gespeeld bij de eerdere ziekmeldingen, dat al in 2010 werd gesproken over een burn-out en dat appellant sinds 2011 antidepressiva gebruikt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft terecht opgemerkt dat waar het om gaat is of sprake is van een psychiatrische stoornis en of er belemmeringen voor (zijn) arbeid zijn. Van beide is onvoldoende gebleken.

Het in hoger beroep overgelegde, op grond van de per 1 mei 2015 in werking getreden Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten genomen, besluit van 19 augustus 2015 leidt niet tot een ander oordeel. Aan dit besluit komt geen doorslaggevende betekenis toe, mede omdat hierbij een ander toetsingskader wordt gehanteerd dan bij een ZW-beoordeling. De Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten heeft ook een ander doel dan de ZW.

Het oordeel van de rechtbank dat UWV terecht heeft gesteld dat appellant in staat moet worden geacht tot het verrichten van de maatgevende arbeid, wordt eveneens onderschreven. Over het werk van werkvoorbereider is in het dossier voldoende informatie beschikbaar. Er mag dan ook van worden uitgegaan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een voldoende duidelijk beeld heeft van de aard en zwaarte van dit werk. Het voorgaande brengt met zich dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.