Rechtspraak
Bij besluit van 19 april 2013 stelt UWV de hoogte van het dagloon van de aan appellant toegekende IVA-uitkering per 1 maart 2012 vast op € 46,72. UWV verklaart het bezwaar van appellant gegrond en stelt het dagloon per 1 maart 2012 vast op € 53,39. De rechtbank verklaart het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 6 lid 1 Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen (Besluit) rekening moet worden gehouden met het loon dat de werknemer vanaf de start van de werkzaamheden in het refertejaar heeft ontvangen. In hoger beroep voert appellant aan dat het loon op 13 en 16 december 2008 niet op grond van artikel 6 lid 1 Besluit dient te worden meegenomen bij de berekening van het dagloon. Het betrof tijdelijke werkzaamheden via een uitzendbureau die hij onder druk van de sociale dienst heeft verricht. Het loon is direct verrekend met de Wwb-uitkering. Er dient uitsluitend rekening te worden gehouden met de periode van 2 februari 2009 tot en met 22 maart 2009, omdat appellant vanaf 2 februari 2009 op regelmatige basis werkzaamheden heeft verricht en daarvoor loon heeft ontvangen. Op dat moment ontving hij geen Wwb-uitkering meer. Door het hanteren van 15 december 2008 als eerste dagloondag treedt een dagloonverlagend effect op waardoor de WIA-uitkering onder het sociaal minimum ligt. Dit is in strijd met de bedoeling van de startersregeling om te voorkomen dat starters financieel benadeeld worden door het hanteren van de standaardreferteperiode. Ook heeft UWV hiermee in strijd met het in artikel 3:4 Awb neergelegde evenredigheidsbeginsel gehandeld.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt als volgt. Niet in geschil is dat het refertejaar liep van 23 maart 2008 tot en met 22 maart 2009 en dat appellant in de eerste maand van het refertejaar geen loon ontving, zodat het dagloon met toepassing van artikel 6 lid 1 Besluit berekend moet worden. Evenmin in geschil is dat appellant op 13 en 16 december 2008 heeft gewerkt via een uitzendbureau. Daarvan uitgaande heeft UWV maandag 15 december 2008 als eerste dagloondag aangemerkt en tot en met 22 maart 2009, de laatste dag van het refertejaar, 70 dagloondagen in de berekening betrokken, wat geresulteerd heeft in een dagloon van € 53,39 per 1 maart 2012. De overwegingen van de rechtbank worden onderschreven. Dat de werkzaamheden van appellant in december 2008 tijdelijk waren en de inkomsten hieruit op zijn Wwb-uitkering werden gekort, neemt niet weg dat het gaat om werkzaamheden als werknemer, zodat deze bij de berekening van het dagloon in aanmerking genomen dienen te worden.
Het standpunt van appellant dat door het hanteren van 15 december 2008 als eerste dagloondag een dagloonverlagend effect optreedt dat in strijd is met de bedoeling van de startersregeling, wordt niet gevolgd. De Nota van Toelichting bij het Besluit (Stb. 2005, 546, p. 18) vermeldt dat, teneinde te voorkomen dat een starter/herintreder een dagloon heeft dat niet in een juiste verhouding staat tot het gederfde loon, het in het refertejaar vanaf de aanvang van de werkzaamheden genoten loon gedeeld wordt door het aantal doordeweekse dagen vanaf dat moment tot en met de laatste dag van het refertejaar. Bij dit oogmerk sluit het hanteren van 15 december 2008 als eerste dagloondag geheel aan. Het beroep op artikel 3:4 van de Awb kan appellant niet baten. De vaststelling van het dagloon met toepassing van artikel 6 lid 1 Besluit is bij wettelijk voorschrift vastgelegd, zodat een belangenafweging hierbij niet aan de orde is.